Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-07-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:271
Zaaknummer
15-84
Inhoudsindicatie
Wrakingsverzoek wegens het afwijzen van een verzoek tot aanhouding, het niet ophalen van een oproeping door klager en het hanteren verjaringstermijn wordt afgewezen en is misbruik van recht.
Uitspraak
Beslissing van 20 juli 2015
in de zaak 15-84
naar aanleiding van het wrakingsverzoek van:
de heer J.
verzoeker
tegen:
mrs. V, W, X, Y, Z,
voorzitter en advocaat-leden
verweerders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, hierna: de raad, is een klachtzaak aanhangig onder nummer 15-25 tussen verzoeker als klager en mr. [S.] ingediend. Deze klacht is niet ontvankelijk verklaard, waartegen verzoeker, als klager, op 23 maart 2015 in verzet is gegaan.
1.2 In die zaak zou op 15 juni 2015 een openbare behandeling van de klacht plaatsvinden. Nadat verzoeker hierover werd uitgenodigd is door verzoeker bij de griffier van de raad een verzoek tot aanhouding gedaan. De griffier heeft laten weten dat dit verzoek om aanhouding ter gelegenheid van de behandeling op 15 juni 2015 kon worden toegelicht.
1.3 Bij brief van 10 juni 2015 stuurde verzoeker een brief naar de raad, waarin hij stelde dat verzoeker de raad wraakte vanwege het niet ontvangen hebben van een oproeping en omdat er door de voorzitter een onterecht beroep op een termijn voor het indienen van tuchtrechtklachten was gedaan. Verzoeker vroeg tevens om de vaststelling van een nieuwe datum voor de behandeling.
1.4 Ter gelegenheid van de zitting, die op 15 juni 2015 plaatsvond en waarbij verzoeker verscheen, heeft verzoeker gesteld geen brieven te hebben ontvangen en mitsdien niet te weten welke tuchtrechters zitting hadden. Nadat de raad was voorgesteld en S. in die zaak bezwaar maakte tegen het verzoek tot aanhouding, is de zitting geschorst. Na de schorsing heeft de raad kenbaar gemaakt het verzoek om aanhouding af te wijzen. Verzoeker heeft daarop mondeling een wrakingsverzoek ingediend en een schriftelijk stuk overhandigd.
1.5 Verweerders hebben op 15 juni 2015 schriftelijk verweer tegen het wrakingsverzoek ingediend.
1.6 Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de raad van 22 juni 2015. Verzoeker is verschenen. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.
2 HET WRAKINGSVERZOEK
2.1 Verzoeker heeft het navolgende ten grondslag gelegd aan het wrakingsverzoek.
2.2 Het wrakingsverzoek is ingediend omdat ten onrechte een verzoek tot aanhouding is afgewezen, verzoeker geen officiële oproep heeft ontvangen voor de zitting en wegens het zonder wettelijke grondslag hanteren van een verjaringstermijn.
3 VERWEER
3.1 Verweerders hebben op 15 juni 2015 een schriftelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek. Zij berusten niet in het wrakingsverzoek en verzoeken de wrakingskamer het verzoek af te wijzen.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
Op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering kunnen de voorzitter en leden van de raad worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.
4.3 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat de voorzitter en de leden van de raad uit hoofde van hun aanstelling geacht moeten worden onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat de voorzitter en/of de leden jegens een partij enige vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer van de raad zal het wrakingsverzoek aan de hand van deze, in r.o. 4.2 en 4.3 weergegeven maatstaven beoordelen.
4.4 De door verzoeker aangevoerde gronden leiden niet tot de conclusie dat de raad vooringenomen is en betekenen niet dat er een objectief gerechtvaardigde vrees bestaat dat de zittingscombinatie van verweerders onpartijdig is. De afwijzing van een aanhoudingsverzoek is in beginsel een procedurele beslissing. Dat deze anders uitvalt dan verzocht kan niet - zonder meer - tot de conclusie leiden dat sprake is van vooringenomenheid van de voorzitter en leden van de raad. Ook is van vooringenomenheid van de voorzitter en leden geen sprake wanneer een oproeping voor de zitting niet door verzoeker is ontvangen/afgehaald. Het enkele feit dat een andere (plaatsvervangend) voorzitter een partij met een hem onwelgevallige beslissing confronteert (niet ontvankelijkheid wegens overschrijding van een redelijke termijn om klachten in te dienen) betekent niet dat de het college dat oordeelt over het verzet tegen die beslissing vooringenomen zou zijn, óók niet als de beslissing van de voorzitter in lijn is met andere uitspraken van dat college. Het wrakingsverzoek wordt mitsdien afgewezen.
4.5. Verzoeker heeft kenbaar gemaakt nog steeds te hechten aan aanhouding van de zaak. Voor het geval verzoeker in de toekomst de raad in nieuwe samenstelling opnieuw mocht willen wraken op de in deze zaak aangevoerde gronden, bestempelt de wrakingskamer deze nieuwe wraking bij voorbaat als misbruik van recht. De wrakingskamer zal daarom gelet op het bepaalde in artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend verzoek tot wraking op voornoemde gronden in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.
BESLISSING
De wrakingskamer van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden:
wijst het verzoek af.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige klachtzaak tegen mr. [S.] op de grond dat ten onrechte een verzoek tot aanhouding is afgewezen, verzoeker geen officiële oproep heeft ontvangen voor de zitting en/of wegens het zonder wettelijke grondslag hanteren van een verjaringstermijn niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gewezen door mr. als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juli 2015.
griffier voorzitter