Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:49

Zaaknummer

16-364

Inhoudsindicatie

Verzoek tot herziening van een verzetbeslissing wordt door de voorzitter verworpen. Geen sprake van schending van een fundamenteel rechtsbeginsel.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 25 april 2016

in de zaak 16-364

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

 

verzoeker

 

1    HET VERZOEK TOT HERZIENING

Verzoeker heeft per e-mail van 9 april 2016, met bijlagen, bij de raad een verzoek ingediend tot herziening van de beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 1 april 2016, bij de raad bekend onder nummer 15-538, waarbij het verzet van klager, thans verzoeker, tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 30 november 2015, bij de raad bekend onder hetzelfde nummer, ongegrond is verklaard.

 

2    DE BEOORDELING

2.1    Uitgangspunt is dat de Advocatenwet niet voorziet in de mogelijkheid tot herziening van een uitspraak van de tuchtrechter. Een verzoek tot herziening kan dan ook niet in behandeling worden genomen en verzoeker dient in een dergelijk verzoek in beginsel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Bij uitzondering kan daarover blijkens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline anders worden geoordeeld, doch uitsluitend indien en voor zover mocht blijken dat bij de behandeling van de zaak geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden, en beperkt tot die gevallen waarin een verweerder aan wie een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd op die schending een beroep kan doen.

2.2    De voorzitter overweegt dat van een schending van een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel niet is gebleken. Door verzoeker is onvoldoende is gesteld, wat de voorzitter ook overigens niet is gebleken, dat bij de behandeling van de zaak sprake is geweest van een oneerlijk proces. Naar het oordeel van de voorzitter zijn alle relevante stellingen van klager in het oordeel van de waarnemend voorzitter en daarna in het oordeel van de raad betrokken. Reeds hierom dient het verzoek te worden afgewezen, waarmee in het midden kan blijven of zich een geval voordoet als in het slot van rechtsoverweging 2.1 is bedoeld.

2.3    Op grond van het vorenstaande zal de voorzitter het verzoek tot herziening daarom verwerpen.

 

BESLISSING

De voorzitter:

verwerpt het verzoek tot herziening van de beslissing van de raad van discipline van 1 april 2016 in klachtzaak 15-538.

 

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 25 april 2016.

 

griffier                                           voorzitter