Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-04-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:48
Zaaknummer
15-538
Inhoudsindicatie
Klager heeft diverse advocatenkantoren aan geschreven met het verzoek hem terzijde te staan in een geschil over intellectuele eigendom. Ook verzocht hij de deken aan hem een advocaat toe te wijzen. Het advocatenkantoor van de deken behoorde eveneens tot de door klager aangeschreven kantoren. Een van de advocaten die op dat kantoor werkzaam was heeft contact met klager op genomen. Deze advocaat heeft klager ontraden een procedure over het geschil aan te spannen. Niet is komen vast te staan dat deze advocaat en kantoorgenoot van de deken door de deken is aangewezen zoals bedoeld in artikel 13 van de Advocatenwet. Het verwijt dat de deken zich schuldig zou hebben gemaakt aan belangenverstrengeling is onterecht. Dat geldt ook voor het verwijt dat verweerder niet in het belang van klagers rechtsbescherming heeft gehandeld. De klacht is daarom ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 1 april 2016
in de zaak 15-538
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 november 2015 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 28 maart 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [naam] beklaagd over verweerder.
1.2 Bij beslissing van 11 juni 2015 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de instructie van de klacht opgedragen aan de deken van de Orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland.
1.3 Bij brief aan de raad van 4 november 2015 met kenmerk 2015 KNN098, door de raad ontvangen op 5 november 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.4 Bij beslissing van 30 november 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 3 december 2015 is verzonden aan klager.
1.5 Bij brief van 16 december 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.6 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 januari 2016 in aanwezigheid van klager.
1.7 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 16 december 2015. Bovendien heeft de raad ontvangen:
- Een brief van verweerder van 7 januari 2016
- Een brief per e-mail van klager van 17 januari 2016 met bijlagen.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3. VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
3.1 Op 12 augustus heeft mw mr. T. in opdracht van verweerder telefonisch contact met klager gezocht en niet op verzoek van haar patroon mr. H. Klager ging er daarom vanuit dat mr. T. aangewezen was als zijn advocaat op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Mr. T. heeft in dat telefoongesprek niet verwezen naar klagers e-mailbericht van 7 augustus 2015.
3.2 Verweerder heeft niet in het belang van zijn rechtsbescherming gehandeld. Omdat verweerder klager naar zijn eigen kantoor heeft verwezen, heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. M.L.M.C. van Kalmthout, W.H. Kesler, F. Klemann, E.H. de Vries, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 april 2016.
griffier voorzitter