Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-06-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:107
Zaaknummer
16-043/DB/OB
Inhoudsindicatie
Gesprek met de cliënt van klager heeft plaatsgevonden voordat de advocaat wist dat deze door klager werd bijgestaan. Klacht is ingediend door de advocaat van de wederpartij. Voorzover de klacht betrekking heeft op geschonden belangen van de cliënt is de klacht niet-ontvankelijk. Het betaamt een advocaat niet om de avond voorafgaand aan de zitting 120 pagina’s bij de rechtbank in te dienen en aan de advocaat van de wederpartij toe te sturen.
Inhoudsindicatie
Geen maatregel, nu verweerder inziet onjuist te hebben gehandeld en daarvoor excuses heeft aangeboden.
Inhoudsindicatie
Klacht ged. niet-ontvankelijk, ged. ongegrond, ged. gegrond, geen maatregel.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 20 juni 2016
in de zaak 16-043/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 27 mei 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 19 januari 2016 met kenmerk 48/15/047K , door de raad ontvangen op 20 januari 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 mei 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 19 januari 2016, met bijlagen;
- de brief van klager van 7 april 2016;
- de brief van verweerder van 25 april 2016, met bijlagen
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klager treedt op als advocaat van de vennootschap X in een civielrechtelijk geschil met de v.o.f. Y alsmede inzake de ontbinding van de v.o.f Y. De heer C is directeur en aandeelhouder van de vennootschap X en tevens vennoot van de v.o.f. Y. Klager behartigt ook de belangen van de heer C. De andere vennoot van de v.o.f. Y, mevrouw S, wordt in beide zaken bijgestaan door verweerder.
2.2 Bij beschikking dd. 12 mei 2015 heeft de voorzieningenrechter verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag op de door verweerder in het verzoekschrift genoemde roerende zaken. Op 19 mei 2015 heeft verweerder namens zijn cliënte het verzoekschrift en de beschikking van 12 mei 2015 en de twee afschriften van processen-verbaal van de deurwaarder van 13 en 18 mei 2015, waaruit bleek dat conservatoir beslag was gelegd op de roerende goederen zoals verzocht, openbaar doen betekenen. Verweerder heeft de stukken op 20 mei 2015 per email aan klager verzonden. De email is door klager niet ontvangen. Klager heeft de stukken per post op of omstreeks 28 mei 2015 ontvangen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt thans, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder op 27 april 2015 een gesprek heeft gevoerd met de heer C, hoewel hij wist dat klager de advocaat was van diens vennootschap X en van de heer C, vennoot van de v.o.f. Y;
2. verweerder niet heeft gereageerd op verzoeken van klager om informatie toe te sturen en heeft nagelaten om een afschrift van processtukken aan hem toe te sturen;
3. verweerder de cliënten van klager heeft benadeeld doordat hij
de rechtbank onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd;
4. verweerder beslagstukken openbaar heeft laten betekenen, terwijl hij op de hoogte was van het juiste adres van klagers cliënt;
5. verweerder de avond voor een voorlopig getuigenverhoor een 10 pagina’s tellend verweerschrift en 107 pagina’s bijlagen aan de rechtbank en klager heeft toegezonden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder betwist alle persoonlijke verwijten jegens zijn persoon. Afgifte van de voorraden is niet door verweerder maar door zijn cliënte geweigerd, wat eveneens geldt voor de boekhouding en de beslissingen om de zaak verder gerechtelijk te willen afwikkelen (conservatoir beslag en bodemprocedure). Verweerder heeft de belangen van zijn cliënte behartigd en haar standpunt verwoord. Verweerder betwist de rechtbank daarbij onvolledig en onjuist te hebben geïnformeerd.
4.2 Verweerder heeft klager de gelegenheid geboden om de betekening te laten plaatsvinden op zijn kantoor, wat door klager is geweigerd, aangezien hij eerst wenste te vernemen wat er betekend zou woerden. Het was voor verweerder niet mogelijk te vermelden dat er een conservatoir beslagverlof zou worden gevraagd en dat die stukken betekend zouden worden. Verweerder heeft klager bericht dat bij weigering openbaar betekend zou worden. Verweerder was niet bekend met het juiste adres van de heer C. Klager en zijn cliënten zijn niet oneigenlijk benadeeld door de openbare betekening.
4.3 Verweerder heeft voor het uitbrengen van de dagvaarding nog getracht een minnelijke regeling te bereiken. Er was geen sprake van rauwelijkse dagvaarding. De aard van de eenzijdige procedure (beslagverlof) bracht met zich mee dat hiervan geen aankondiging aan de wederpartij kon plaatsvinden.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel 1)
5.1 Klager verwijt verweerder met de cliënt van verweerder te hebben gesproken terwijl deze door klager werd bijgestaan. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerder op 27 mei 2015 wist dat de heer C door klager werd bijgestaan. De heer C heeft desgevraagd aan verweerder bericht naar klager te zijn verwezen, maar nog geen afspraak met hem te hebben gemaakt. Klager heeft bovendien zelf in zijn email van 27 mei 2015 en brief van 29 mei 2015 aan de deken geschreven dat hij de heer C vanaf 28 april 2015 bijstaat. Nu verweerder met klager op 27 april 2015 heeft besproken of hij door een advocaat werd bijgestaan, er geen concrete afspraken zijn gemaakt en klager ook zelf aan de deken heeft geschreven dat hij de heer C pas vanaf 28 april 2015 bijstaat, valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken dat hij op 27 april 2015 met de heer C een gesprek heeft gevoerd.
Ad klachtonderdeel 2)
5.2 Klager heeft verweerder gevraagd hem te informeren over de aard van de stukken die hij wilde laten betekenen. Het is niet onbegrijpelijk dat verweerder, gelet op de aard van een beslagprocedure, hierover in het belang van zijn cliënte geen nadere informatie heeft willen verstrekken. Vast staat dat klager de stukken betreffende de (betekening van) het beslag pas op of omstreeks 28 mei 2015 heeft ontvangen. Verweerder had de stukken op 20 mei 2015 weliswaar reeds per email aan klager verzonden, maar deze zijn in de Spam-filter terechtgekomen en daardoor door klager niet ontvangen. Nu verweerder direct nadat hij ontdekte dat klager de stukken niet per email had ontvangen, de stukken per gewone post alsnog aan klager heeft toegezonden, valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.
Ad klachtonderdelen 3 en 4)
5.3 De raad overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de Deken. Met inachtneming van dit uitgangspunt komt de raad tot het oordeel dat klager in de klachtonderdelen 3 en 4 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien klager, die de klacht pro se heeft ingediend, door de in deze klachtonderdelen verweten gedragingen van verweerder niet in zijn eigen belang is getroffen.
Ad klachtonderdeel 5)
5.4 Een advocaat behoort niet de dag voorafgaand aan een zitting een stuk met bijlagen van in totaal 120 pagina’s aan de rechtbank en de wederpartij toe te sturen. Dat, zoals klager stelt, verweerder dit doelbewust heeft gedaan, is niet komen vast te staan. Verweerder heeft voor de te late verzending zijn excuses aangeboden en ter zitting verklaard dat hij onjuist heeft gehandeld door de stukken pas een dag voor de zitting te verzenden. Dit doet echter aan de gegrondheid van het vijfde onderdeel van de klacht niets af.
6 MAATREGEL
6.1 Nu verweerder ter zitting excuses heeft aangeboden en heeft erkend dat het hem valt te verwijten dat hij de avond voorafgaand aan een zitting in totaal 120 pagina’s aan de rechtbank en aan klager heeft toegestuurd, geeft hij er blijk van in te zien dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Gelet daarop acht de raad het niet geboden om aan verweerder een tuchtrechtelijke maatregel op te leggen.
7 GRIFFIERECHT
7.1. Aangezien de klacht (gedeeltelijk) gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond;
- verklaart de klachtonderdelen 3 en 4 niet-ontvankelijk
- verklaart klachtonderdeel 5 gegrond;
- bepaalt dat aan verweerder geen maatregel wordt opgelegd;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager.
Aldus beslist door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2016.
Griffier Voorzitter
Mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 20 juni 2016
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond en niet-ontvankelijk verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, ten aanzien van het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl