Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-06-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:136

Zaaknummer

15-392/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Klaagster had voordat zij gedagvaard werd gesommeerd dienen te worden door verweerder. Door dit na te laten heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit kalchtonderdeel is gegrond. Nu verweerder het tweede klachtonderdeel heeft betwist en klaagster geen nadere onderbouwing heeft gegeven, is niet aannemelijk geworden dat verweerder wist, althans behoorde te weten dat de door hem verstrekte gegevens onjuist waren, zonder dat overigens is vastgesteld of deze gegevens onjuist waren. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De raad stelt marginaal toetsend met betrekking tot het derde klachtonderdeel vast dat niet kan worden gezegd dat de feitelijke onderbouwing van de dagvaardingen, mede gezien het concrete bewijsaanbod in de dagvaardingen, evident in strijd is met hetgeen een behoorlijk behandelend advocaat betaamt en in strijd komt met de zorgplicht van een advocaat jegens de wederpartij, zodat de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond acht. De raad weegt vervolgens bij het bepalen van de maatregel mee dat verweerder en gemachtigde van klaagster elkaars wederpartij zijn in meerdere lopende procedures, waarbij de emoties hoog oplopen. Verweerder heeft zich met betrekking tot een aantal van deze procedures bij deze raad moeten verantwoorden naar aanleiding van klachten, waarbij enkel het achterwege laten van sommaties een tuchtrechtelijk verwijtbaar nalaten oplevert. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, alsmede gelet op het nagenoeg schone tuchtrechtelijke verleden van verweerder, ziet de raad aanleiding om geen maatregel op te leggen.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 13 juni 2016

in de zaak 15-392/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 7 januari 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 11 september 2015 met kenmerk R 2015/82 ml, door de raad ontvangen op 14 september 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 april 2016 in aanwezigheid van [gemachtigde] namens klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    de in 1.2 genoemde brief van de deken;

-    de bij genoemde brief gevoegde bijlagen 1 t/m 7;

-    de brief van verweerder van 23 december 2015 met 11 bijlagen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Op 23 oktober 2014 heeft verweerder namens [cliënte 1] een verzoek om conservatoir derdenbeslag te leggen ten laste van klaagster ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland.

2.2    Op 7 november 2014 heeft verweerder in opdracht van [cliënte 1] klaagster gedagvaard.

2.3    Op 17 november 2014 heeft verweerder namens [cliënt 2] een verzoek om conservatoir derdenbeslag te leggen ten laste van klaagster ingediend bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland.

2.4    Bij dagvaarding van 3 december 2014 heeft verweerder namens [cliënt 2] onder andere klaagster gedagvaard.

2.5    Klaagster heeft tegen verweerder, naast de onderhavige klacht, drie andere klachten ingediend - waarvan een aantal met meerdere klachtonderdelen - die alle hun oorsprong hebben in drie lopende gerechtelijke procedures met [gemachtigde] en verweerder als advocaten van de betrokken partijen in deze procedures.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    klaagster rauwelijks heeft gedagvaard, zonder haar eerst een sommatiebrief te doen toekomen;

b)    onjuiste gegevens heeft verstrekt in het beslagrekest en de dagvaarding, waarvan hij wist of behoorde te weten dat die onjuist waren;

c)    zich niet bewust is geweest van het feit dat hij klaagster op onnodige kosten zou kunnen jagen, aangezien klaagster vrijwillig had kunnen voldoen aan de vorderingen van de cliënten van verweerder.

4    VERWEER

4.1    Voor zover van belang komt het verweer aan de orde bij de beoordeling van de klacht.

5    BEOORDELING

5.1    Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

ad klachtonderdeel a)

5.2    Verweerder heeft niet betwist dat hij klaagster niet eerst heeft aangeschreven en direct de dagvaardingen voor zijn cliënten heeft uitgebracht. Verweerder heeft ten verwere aangevoerd dat er een zeer gerede kans bestond dat klaagster na kennisneming van het beroep op vernietiging van de schenkingen het banksaldo direct tot nul zou terugbrengen.

5.3    Dit verweer overtuigt de raad niet, aangezien er sinds 31 oktober 2014 namens [cliënte 1] door verweerder conservatoir beslag was gelegd. Klaagster had voordat zij gedagvaard werd gesommeerd dienen te worden door verweerder. Door dit na te laten heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarmee gegrond.

ad klachtonderdeel b)

5.4    Nu verweerder dit klachtonderdeel heeft betwist en klaagster geen nadere onderbouwing heeft gegeven, is niet aannemelijk geworden dat verweerder wist, althans behoorde te weten dat de door hem verstrekte gegevens onjuist waren, zonder dat overigens is vastgesteld of deze gegevens onjuist waren. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

5.5    De raad stelt marginaal toetsend vast dat niet kan worden gezegd dat de feitelijke onderbouwing van de dagvaardingen, mede gezien het concrete bewijsaanbod in de dagvaardingen, evident in strijd is met hetgeen een behoorlijk behandelend advocaat betaamt en in strijd komt met de zorgplicht van een advocaat jegens de wederpartij, zodat de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond acht.

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft met het achterwege laten van sommaties in strijd gehandeld met de zorg die hij als advocaat in acht had moeten nemen ten opzichte van de wederpartij.

6.2    De raad weegt vervolgens bij het bepalen van de maatregel mee dat verweerder en [gemachtigde] elkaars wederpartij zijn in meerdere lopende procedures, waarbij de emoties hoog oplopen. Verweerder heeft zich met betrekking tot een aantal van deze procedures bij deze raad moeten verantwoorden naar aanleiding van klachten, waarbij enkel het achterwege laten van sommaties een tuchtrechtelijk verwijtbaar nalaten oplevert.

6.3    Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, alsmede gelet op het nagenoeg schone tuchtrechtelijke verleden van verweerder, ziet de raad aanleiding om geen maatregel op te leggen.

7    GRIFFIERECHT

7.1.    Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, moet verweerder het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a gegrond;

-    verklaart de klachtonderdelen b en c ongegrond;

-    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klaagster.

 

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. P.C.M. van Schijndel, M.F. Laning, L.Ph.J. baron van Utenhove, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juni 2016.

Griffier    Voorzitter