Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-06-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:134

Zaaknummer

15-394/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. De raad stelt vast dat klagers het eerste klachtonderdeel betreffende deze procedure reeds bij de raad hebben aangebracht onder zaaknummers 15-392 en -393/DH/RO, waardoor dit een herhaalde klacht betreft, die niet ontvankelijk is. De stukken en het verhandelde ter zitting bieden geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat verweerder als advocaat van de wederpartij de gedragsregels 4 en 6 zou hebben overschreden. Het tweede klachtonderdeel is ongegrond. Het oogmerk van gedragsregel 22 is dat de opvolgende advocaat behoorlijk wordt ingelicht over de stand van de zaak. Deze regel beoogt het belang van de cliënt van een advocaat te beschermen. Klagers hebben derhalve geen belang bij het derde klachtonderdeel. Dit maakt dat dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 13 juni 2016

in de zaak 15-394/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager sub 1

en

klager sub 2

tegen:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 9 juni 2015 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 11 september 2015 met kenmerk R 2015/84 ml, door de raad ontvangen op 16 september 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de brief ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 april 2016 in aanwezigheid van klager sub 1, mede namens klager sub 2, alsmede verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 t/m 4 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager sub 1 heeft mede namens klager sub 2 een kortgedingprocedure aangespannen tegen de cliënt van verweerder.

2.2    Op 28 augustus 2015 heeft klager sub 1 de voorzieningenrechter bericht dat klagers besloten hebben de procedure in te trekken.

2.3    Bij faxbericht van 28 augustus 2015 heeft verweerder namens [cliënt] aan de voorzieningenrechter kenbaar gemaakt in te stemmen met het intrekken van de procedure, onder de voorwaarde dat er vonnis werd gewezen met betrekking tot de proceskosten.

2.4    Bij mail van 3 juni 2015 heeft [cliënt B] klager sub 1 medegedeeld dat hij niet instemt met zijn advies en dat klager sub 1 geen dagvaarding hoeft uit te brengen.

2.5    Klagers hebben tegen verweerder, naast de onderhavige klacht, drie andere klachten ingediend - waarvan een aantal met meerdere klachtonderdelen - die hun oorsprong hebben in drie lopende gerechtelijke procedures met klager sub 1 en verweerder als advocaat van de betrokken partijen in deze procedures.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    heeft gesteld dat klagers de rechter heeft trachten te misleiden door vervalste documenten over te leggen;

b)    aan zijn cliënten stukken ter beschikking heeft gesteld van procedures waarbij zij geen partij waren en zij daardoor vertrouwelijke informatie hebben verkregen, alsmede aan zijn cliënten kenbaar heeft gemaakt dat de moeder van klager sub 1 lijdt aan de ziekte van Alzheimer;

c)    het klager sub 1 onmogelijk heeft gemaakt om uitvoering te geven aan gedragsregel 22.

3.2    In de toelichting op de klacht heeft klager zakelijk samengevat het volgende gesteld. Verweerder heeft gesteld dat [Stichting 2] om haar gelijk te halen in een gerechtelijke procedure notulen heeft vervalst en dat klager sub 1 hier weet van zou hebben gehad.

3.3    Voorts rustte op verweerder de plicht om contact op te nemen met klager sub 1, nadat zijn cliënt klager sub 1 kennelijk had verzocht om in een procedure hoger beroep in te stellen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft ten aanzien van klachtonderdeel b) aangevoerd dat de cliënten in de diverse procedures bevriend zijn met elkaar, waardoor zij op de hoogte waren van de verschillende procedures. Voorts was zijn cliënt allang op de hoogte van de ziekte van de moeder van klager sub 1, waarbij verweerder heeft aangegeven dat klager deze informatie bovendien zelf openbaar heeft gemaakt in het kader van een procedure. Verweerder heeft gesteld dat hij steeds in het belang van zijn cliënten heeft gehandeld.

4.2    Met betrekking tot klachtonderdeel c) heeft verweerder aangevoerd dat [cliënt] uitdrukkelijk aan klager sub 1 heeft aangegeven dat hij niet wilde dat hij namens hem hoger beroep instelde, zodat het voor verweerder voor het uitbrengen van de appeldagvaarding niet noodzakelijk was om met klager sub 1 overleg te voeren.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht geldt als uitgangspunt dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot maar mag ook niet worden misbruikt, wat het geval kan zijn als de belangen van de wederpartij (klagers) nodeloos worden geschaad.

ad klachtonderdeel a)

5.2    De raad stelt vast dat klagers dit klachtonderdeel betreffende deze procedure reeds bij de raad hebben aangebracht onder zaaknummers 15-392 en

-393/DH/RO, waardoor dit een herhaalde klacht betreft, die niet ontvankelijk is.

ad klachtonderdeel b)

5.3    De stukken en het verhandelde ter zitting bieden geen aanknopingspunten waaruit blijkt dat verweerder als advocaat van de wederpartij de gedragsregels 4 en 6 zou hebben overschreden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

ad klachtonderdeel c)

5.4    Het oogmerk van gedragsregel 22 is dat de opvolgende advocaat behoorlijk wordt ingelicht over de stand van de zaak. Deze regel beoogt het belang van de cliënt van een advocaat te beschermen. Klagers hebben derhalve geen belang bij dit klachtonderdeel. Dit maakt dat dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a en c niet-ontvankelijk;

-    verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. drs. M.F. Laning, P.C.M. van Schijndel, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juni 2016.

Griffier    Voorzitter