Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-06-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:130

Zaaknummer

16-288/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder van zijn faxbericht van 28 augustus 2015 geen gelijktijdig afschrift aan klager sub 1 heeft toegezonden (vergelijk gedragsregel 15 lid 1). Hoewel verweerder de omissie van zijn kantoor heeft toegegeven, is deze direct hersteld en hebben klagers bovendien niet aannemelijk gemaakt dat zij hierdoor nadeel hebben ondervonden. De raad is onder deze omstandigheden van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is daarmee ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 13 juni 2016

in de zaak 16-288/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager sub 1

en

klager sub 2

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 25 september 2015 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 24 maart 2016 met kenmerk R 2016/28 ml, door de raad ontvangen op 25 maart 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam 2016 de brief ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 11 april 2016 in aanwezigheid van klager sub 1, mede namens klager sub 2, alsmede verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 t/m 6 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klager sub 1 heeft mede namens klager sub 2 een kortgedingprocedure aangespannen tegen de cliënt van verweerder.

2.2    Op 28 augustus 2015 heeft klager sub 1 de voorzieningenrechter bericht dat klagers besloten hebben de procedure in te trekken.

2.3    Bij faxbericht van 28 augustus 2015 heeft verweerder namens [cliënt] aan de voorzieningenrechter kenbaar gemaakt in te stemmen met het intrekken van de procedure, onder de voorwaarde dat er vonnis werd gewezen met betrekking tot de proceskosten.

2.4    Bij vonnis van 7 september 2015 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland klagers veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [cliënt].

2.5    Klagers hebben tegen verweerder, naast de onderhavige klacht, drie andere klachten ingediend - waarvan een aantal met meerdere klachtonderdelen - die alle hun oorsprong hebben in drie lopende gerechtelijke procedures met klager sub 1 en verweerder als advocaten van de betrokken partijen in deze procedures.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij heeft nagelaten een afschrift van de fax van 28 augustus 2015 aan klagers toe te zenden (gedragsregel 15 lid 1).

3.2    In de toelichting op de klacht heeft klager zakelijk samengevat het volgende gesteld. Als gevolg van de nalatigheid van verweerder heeft klager sub 1 niet de gelegenheid gekregen om mede namens klager sub 2 een reactie aan de rechtbank toe te zenden op genoemde fax, waarbij verweerder namens [cliënt] had verzocht om met betrekking tot de proceskosten vonnis te wijzen. Indien verweerder klagers genoemde fax had toegezonden, zou klager sub 1 mede namens klager sub 2 uitgebreid verweer hebben gevoerd tegen de door verweerder namens zijn cliënt gevorderde proceskostenveroordeling. De kans zou dan aanwezig zijn geweest dat de rechtbank de vordering inzake de proceskostenveroordeling zou hebben afgewezen en zich zou hebben beperkt tot haar beslissing om de procedure door te halen. Die kans is klagers door verweerders nalaten ontnomen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft erkend dat is nagelaten een afschrift van zijn fax van 28 augustus 2015 aan klagers toe te zenden. Verweerder heeft aangevoerd dat dit een omissie van zijn kantoor is geweest, welke direct na ontdekking is hersteld. Voorts heeft verweerder betwist dat de rechtbank de vordering inzake de proceskostenveroordeling zou hebben afgewezen en zich zou hebben beperkt tot een beslissing om de procedure door te halen als klagers verweer hadden gevoerd.

5    BEOORDELING

5.1    Gedragsregel 15 lid 1 bepaalt dat het de advocaat niet geoorloofd is om zich in een aanhangig geding anders dan tezamen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel of de instantie aan wier oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift van de mededeling aan de advocaat van de wederpartij en voorts zo tijdig dat die advocaat voldoende gelegenheid heeft om op de mededelingen te reageren.

5.2    Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder van zijn faxbericht van 28 augustus 2015 geen gelijktijdig afschrift aan klager sub 1 heeft toegezonden. Hoewel verweerder de omissie van zijn kantoor heeft toegegeven, is deze direct hersteld en hebben klagers bovendien niet aannemelijk gemaakt dat zij hierdoor nadeel hebben ondervonden. De raad is onder deze omstandigheden van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De klacht is daarmee ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. drs. M.F. Laning, P.C.M. van Schijndel, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juni 2016.

Griffier    Voorzitter