Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-06-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:127

Zaaknummer

15-391/DH/DH

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 20 juni 2016

in de zaak 15-391/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 oktober 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 18 mei 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 11 september 2015 met kenmerk K139 2015 bm/jvo, door de raad ontvangen op 14 september 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 29 oktober 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 30 oktober 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 11 november 2015, door de raad ontvangen op 12 november 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 april 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager genoemd bij 1.4 en de bij brief van 31 maart 2016 door klager toegezonden aanvullende stukken.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Verweerder heeft klager in 2012 bijgestaan teneinde ontbinding van de huurovereenkomst van de woning waarin klager destijds woonachtig was te voorkomen.

2.2    Op 27 januari 2012 is door klager aan verweerder een bedrag van € 76,- per kas betaald.

2.3    Op 6 maart 2012 is aan klager een toevoeging verstrekt.

2.4    De door klager te betalen eigen bijdrage is door de Raad voor Rechtsbijstand op een bedrag van € 76,- vastgesteld.

2.5    Op 4 april 2012 heeft een zitting plaatsgevonden, waarna de rechtbank Den Haag op 18 april 2012 vonnis heeft gewezen.

2.6    Bij brief van 18 mei 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager is van mening dat verweerder de eigen bijdrage ad € 76,- aan hem dient terug te betalen, nu hij verzuimd heeft op 4 april 2012 ter zitting te verschijnen.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2016.

Griffier    Voorzitter