Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-06-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:125
Zaaknummer
16-032/DH/DH
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft klager gedagvaard zonder klager eerst in kennis te stellen van het voornemen daartoe. De afspraak tussen verweerster en haar cliënt met betrekking tot het informeren van klager maakt dit niet anders, reeds omdat verweerster niet heeft vastgesteld dat haar cliënt klager daadwerkelijk heeft geïnformeerd. Daarmee heeft verweerster niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, zodat het eerste klachtonderdeel gegrond is. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Maatregel van waarschuwing. Proceskostenveroordeling t.b.v. NOvA en klager.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 20 juni 2016
in de zaak 16-032/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 29 september 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 15 januari 2016 met kenmerk K253 2015 dk/cdk, door de raad ontvangen op 15 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 april 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de onder 1.2 genoemde brief van de deken met bijlagen;
- het faxbericht van verweerster van 30 maart 2016 met bijlagen;
- het faxbericht van klager van 31 maart 2016 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster is advocaat van de broer van klager. Op 9 september 2014 heeft verweerster namens haar cliënt klager en de overige erfgenamen (tevens executeurs) gedagvaard met betrekking tot afwikkeling van de nalatenschappen van hun (schoon)ouders.
2.2 Klager is erfgenaam in de nalatenschap van zijn moeder en legitimaris in de nalatenschap van zijn vader.
2.3 Bij eis in reconventie van klager heeft klager vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten gevorderd, omdat klager nodeloos in rechte is betrokken.
2.4 Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 september 2015 is de vordering in conventie afgewezen en is de cliënt van verweerster veroordeeld in de proceskosten. De vordering van klager tot vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten is afgewezen, omdat geen sprake was van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen.
2.5 Van dit vonnis van de rechtbank is hoger beroep ingesteld.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) klager rauwelijks heeft gedagvaard;
b) een nodeloze procedure tegen klager is gestart als gevolg waarvan klager op kosten is gejaagd;
c) feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan zij wist, althans behoorde te weten dat die onjuist waren;
d) heeft getracht essentiële documenten, betaalbewijzen, te onthouden door de advocaat van de andere gedaagden te verzoeken klager dan wel zijn advocaat niet te informeren omtrent de nalatenschap van diens vader.
3.2 Klager stelt ter toelichting op de klacht dat hij door de cliënt van verweerster betrokken in de procedure over de nalatenschap van zijn vader, terwijl hij hierin geen enkele rol had. Deze zinloze procedure heeft klager meer dan € 23.500,- gekost.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft aangevoerd dat haar cliënt verplicht was klager in de procedure te betrekken, aangezien de procedure onder meer de verdeling van de nalatenschap van klagers moeder betrof, in welke nalatenschap klager ook erfgenaam was.
4.2 Voorts heeft verweerster aangevoerd dat zij met haar cliënt had afgesproken dat hij klager zou informeren over de op handen zijnde dagvaarding. Daarnaast heeft klager zelf de keuze gemaakt om zich te stellen in de procedure en inhoudelijk verweer te voeren, terwijl verweersters cliënt ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding en ook later nog bereid was om tot een oplossing in der minne te komen.
4.3 Verweerster heeft betwist dat zij feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan zij wist, althans behoorde te weten dat deze onjuist zijn.
4.4 Wat het laatste klachtonderdeel betreft heeft verweerster aangevoerd dat haar cliënt de gevraagde stukken, betaalbewijzen, niet wilde verstrekken en dat hij hiertoe ook niet gehouden was, hetgeen de rechtbank in het vonnis heeft bevestigd.
5 BEOORDELING
5.1 Uitgangspunt is dat een advocaat een grote vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt, maar de advocaat dient zich bij de behartiging van die belangen uiteraard wel te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.
Ad klachtonderdeel a)
5.2 Uit de hiervoor vermelde feiten volgt dat verweerster klager heeft gedagvaard zonder klager eerst in kennis te stellen van het voornemen daartoe. De afspraak tussen verweerster en haar cliënt met betrekking tot het informeren van klager maakt dit niet anders, reeds omdat klaagster niet heeft vastgesteld dat haar cliënt klager daadwerkelijk heeft geïnformeerd. Daarmee heeft verweerster niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, zodat dit klachtonderdeel gegrond is.
Ad klachtonderdeel b)
5.3 Gelet op het oordeel van de rechtbank hiervoor genoemd onder 2.6 kan de raad niet vaststellen dat verweerster klager ten onrechte in rechte heeft betrokken, zodat dit klachtonderdeel ongegrond is.
Ad klachtonderdeel c)
5.4 Klager heeft ter onderbouwing van dit standpunt onvoldoende gesteld. Dat verweerster een ongetekend verslag aan de rechtbank heeft overgelegd, terwijl er ook een ondertekende versie was en dat verweerster enkele passages in (naar de raad begrijpt) producties heeft gemarkeerd, kunnen niet de conclusie dragen dat verweerster tegen beter weten in onjuiste feiten heeft geponeerd. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster getracht heeft de rechtbank te misleiden. Derhalve is dit klachtonderdeel ongegrond.
Ad klachtonderdeel d)
5.5 Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan kan worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld heeft door de verzochte betaalbewijzen niet aan klager te verstrekken. Derhalve is dit klachtonderdeel ongegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en het feit dat verweerster de onjuistheid van haar handelen niet volledig inziet acht de raad de maatregel van een waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2. De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25 aan reiskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het “16-032/DH/DH”.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het klachtonderdeel a) gegrond;
- verklaart de klachtonderdelen b), c) en d) ongegrond;
- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 25 aan klager;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2016.
Griffier Voorzitter