Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-05-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:116
Zaaknummer
16-355/DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. De klacht houdt in dat verweerster ernstig tekort is geschoten in de te verlenen bijstand aan klager. Artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet bepaalt dat een klacht die wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop een klager kennis heeft genomen, althans redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft, niet-ontvankelijk wordt verklaard. De klacht heeft betrekking op rechtsbijstand in de periode 2003 tot uiterlijk 2008/2009. Klager heeft zich in 2007 tot verweerster gewend. Hij heeft zijn klacht bij de deken ingediend op 13 juli 2015. Tussen het moment waarop het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zou hebben plaatsgevonden en het moment van het indienen van de klacht, waren derhalve reeds meer dan drie jaren verstreken. Klacht niet-ontvankelijk wegens het overschrijden van de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 46g van de Advocatenwet.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 31 mei 2016
in de zaak 16-355/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 6 april 2016 met kenmerk R 2016/32 cij, door de raad ontvangen op 7 april 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager is verwikkeld in een geschil met zijn ex-echtgenote. In dat kader is hij door verschillende advocaten bijgestaan. De rechtsbijstand heeft plaatsgevonden in de periode 2003 tot uiterlijk 2008/2009.
1.2 In 2007 heeft klager zich tot verweerster gewend met het verzoek hem te adviseren omtrent een eventueel hoger beroep in een boedelscheidingsprocedure.
1.3 Verweerster heeft voor klager bemiddeld in het verrichten van een grafologisch onderzoek.
1.4 Klager heeft op 8 januari 2008 een eerdere klacht tegen verweerster ingediend.
1.5 Op 15 juni 2015 heeft klager het dekenspreekuur bezocht. Naar aanleiding van een brief van klager van 16 juni 2015 heeft de deken op 14 juli 2015 een gesprek met hem gevoerd. Tijdens deze bespreking heeft klager de deken zijn klachtbrief d.d. 13 juli 2015 overhandigd.
1.6 Bij brief van 15 maart 2016 heeft de deken klager en verweerster zijn visie op de klacht kenbaar gemaakt. Klager heeft de deken daarop bericht dat hij doorzending van het klachtdossier naar de Raad van Discipline wenste.
1.7 Klager heeft de Raad van Discipline bij brief van 26 april 2016 aanvullende stukken toegestuurd, welke door de raad op 28 april 2016 zijn ontvangen en zijn toegevoegd aan het dossier.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij ernstig tekort is geschoten in de te verlenen bijstand aan klager.
2.2 Klager heeft in aanvulling op zijn klacht aangevoerd dat hij het vreemd vond dat verweerster hem de vraag stelde waarom een handschriftonderzoek nodig was. Daarnaast is het onjuist dat verweerster klager naar een strafrechtadvocaat heeft verwezen. Tot slot is de vermeende computerstoring bij verweerster volgens klager onzin.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat klager op grond van tijdsverloop niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht.
3.2 Voor het overige zal op het verweer van verweerster hierna waar nodig worden ingegaan.
4 BEOORDELING
4.1 Artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet bepaalt dat een klacht die wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop een klager kennis heeft genomen, althans redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft, niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4.2 De klacht heeft betrekking op rechtsbijstand in de periode 2003 tot uiterlijk 2008/2009. Klager heeft zich in 2007 tot verweerster gewend. Hij heeft zijn klacht bij de deken ingediend op 13 juli 2015. Tussen het moment waarop het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen zou hebben plaatsgevonden en het moment van het indienen van de klacht, waren derhalve reeds meer dan drie jaren verstreken.
4.3 Gelet op het vorenstaande verklaart de voorzitter de klacht niet-ontvankelijk wegens het overschrijden van de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 46g van de Advocatenwet.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 31 mei 2016.
Griffier Voorzitter