Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-06-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:114

Zaaknummer

16-122/DH/DH-b

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klager verwijt verweerder dat hij: a) niet heeft meegewerkt aan klagers verzoek tot het verstrekken van gegevens, dan wel klager onjuist heeft voorgelicht inzake zijn medewerking; b) enkel heeft medegedeeld dat loonbeslag gelegd zou worden, terwijl ook conservatoir beslag is gelegd op alle banktegoeden; c) bij het leggen van beslag geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet en de beslagexploten niet zijn overbetekend. Klachtonderdeel a) is door verweerder onderbouwd betwist. Klager heeft zijn klacht niet nader onderbouwd. Daarom kan niet worden vastgesteld dat verweerder tekort geschoten is bij het verstrekken van informatie. Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de voorzitter dat klager had kunnen weten dat het beslag meer betrof dan enkel het loonbeslag. Verweerder heeft immers onweersproken gesteld dat klager afschriften van het verzoekschrift alsmede van het verleende verlof heeft ontvangen. De voorzitter gaat er - gelet op de reactie van klager in repliek - vanuit dat klager klachtonderdeel c) niet handhaaft, zodat de voorzitter dit klachtonderdeel buiten beschouwing laat. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 17 juni 2016

in de zaak 16-122/DH/DH-b

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 5 februari 2016 met kenmerk K193 2015 dk/cdk, door de raad ontvangen op 8 februari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager is verwikkeld in een geschil over de afname van de door hem en zijn echtgenote gekochte nieuwbouwwoning.

1.2 Verweerder staat samen met een kantoorgenoot de wederpartij van klager bij in deze procedure.

1.3 Bij verzoekschrift van 22 juni 2015 heeft de kantoorgenoot van verweerder de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verzocht toestemming te verlenen tot het leggen van conservatoir verslag op onroerende zaken, zijnde drie panden en alle voor beslag vatbare vorderingen op de bankrekeningen van klager en zijn echtgenote.

1.4 Bij beschikking van 17 juli 2015 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verlof verleend tot het ten laste van klagers echtgenote leggen van conservatoir loonbeslag onder [bank].

1.5 De kantoorgenoot van verweerder heeft bij mail van 21 juli 2015 bevestigd dat zijn cliënte bereid is het leggen van loonbeslag tijdelijk aan te houden, indien uiterlijk 23 juli 2015 om 12.00 uur bepaalde bedragen zouden worden gestort.

1.6 Op 23 juli 2015 te 09.37 uur heeft klagers vader de kantoorgenoot van verweerder een mail gestuurd met de volgende inhoud:

“Goedemorgen [kantoorgenoot van verweerder], Ik heb uw medewerking nodig om de betaling vandaag in orde te maken. Morgen vertrek ik weer uit Zurich en a.s. maandag zal ik u bellen voor een afspraak. Graag uw aandacht voor de bijlagen.”

1.7 In reactie op deze mail heeft de kantoorgenoot van verweerder op 23 juli 2015 te 12.03 uur gemaild:

“Geachte [klager], Het is ons onvoldoende duidelijk welke gegevens u van ons wilt ontvangen. Ik verzoek u vriendelijk om u voor de betreffende vragen/gegevens direct met de notaris te verstaan. U (althans uw zoon) heeft zijn contactgegevens. Wat betreft de betaling en het leggen van loonbeslag geldt dat er ter zitting (9 juli jl.) is aangegeven dat er binnen een week (uiterlijk 16 juli 2015) zou worden betaald. De gestelde termijn is niet gehaald. Vervolgens zou een en ander deze week zijn beslag krijgen. U heeft tot hedenmiddag 12.00 uur de tijd om betaling te effectueren. Ook deze termijn is niet gehaald. Er is thans geen reden voor cliënte om het treffen van verdere rechtsmaatregelen langer aan te houden. Op verzoek van cliënte zal ik de deurwaarder de instructie geven tot het leggen van loonbeslag zoals verzocht en verleend door de rechtbank.”

1.8 Op 24 juli 2015 is in opdracht van cliënte beslag gelegd op alle banktegoeden van klager en zijn echtgenote onder de [bank].

1.9 Bij brief van 26 juli 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder en de kantoorgenoot van verweerder.

1.10 Verweerder heeft in zijn reactie van 13 augustus 2015 aangegeven dat de kantoorgenoot van verweerder zijn werkzaamheden onder zijn verantwoordelijkheid heeft uitgevoerd.

1.11 Verweerder heeft bij dupliek van 19 november 2015 aangegeven dat de kantoorgenoot van verweerder en hij het onderhavige dossier gezamenlijk hebben behandeld en dat hij, gelet op anciënniteit, de strategie in het onderhavige dossier heeft bepaald en dat de kantoorgenoot van verweerder de meeste werkzaamheden heeft verricht.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) niet hebben meegewerkt aan klagers verzoek tot het verstrekken van gegevens, dan wel klager onjuist heeft voorgelicht inzake zijn medewerking;

b) enkel heeft medegedeeld dat loonbeslag gelegd zou worden, terwijl ook conservatoir beslag is gelegd op alle banktegoeden;

c) bij het leggen van beslag geen rekening heeft gehouden met de beslagvrije voet en de beslagexploten niet zijn overbetekend.

2.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft klager gesteld dat zijn vader ruim voor het verstrijken van de deadline hiervoor genoemd in paragraaf 1.5 verweerders medewerking heeft verzocht, teneinde de betaling in orde te maken en aan de gestelde voorwaarde te voldoen. Voorts heeft klager gesteld dat verweerder zijn vader telefonisch te kennen heeft gegeven dat hij bezig was de gevraagde gegevens te achterhalen.

2.3 Tijdens de behandeling bij de deken heeft klager in repliek aangegeven dat hij zich met betrekking tot klachtonderdeel c) kan vinden in hetgeen verweerder heeft aangegeven omtrent de beslagvrije voet en de overbetekening.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft betwist dat hij niet zou hebben meegewerkt aan het verzoek tot het verstrekken van gegevens. De [kantoorgenoot van verweerder] heeft immers per e-mail van 23 juli 2015 (zie 1.7) aangegeven dat klagers verzoek hen onvoldoende duidelijk was en klager vervolgens verzocht zich direct met de notaris te verstaan. Tevens heeft verweerder betwist dat er telefonisch contact is geweest tussen de [kantoorgenoot van verweerder] en (de vader van) klager.

3.2 Verweerder heeft gesteld dat klager bij de betekening van de exploten van beslaglegging op de onroerende zaken, alsmede in het kader van het horen van klagers echtgenote terzake het loonbeslag, afschriften heeft ontvangen van het verzoekschrift en het verleende verlof heeft ontvangen.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter constateert gelet op de feiten dat verweerder het handelen dat op naam van de kantoorgenoot van verweerder heeft plaatsgevonden tot het zijne maakt, zich hiervoor volledig verantwoordelijk acht en hierop dus ook kan worden aangesproken. Dit is voor de voorzitter, gelet op de jurisprudentie van het Hof van Discipline hierover (ECLI:NL:TAHVD:2014:271 r.o. 5.2), dan ook het uitgangspunt.

4.2 De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij. De advocaat komt een grote vrijheid toe de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad.

Ten aanzien van klachtonderdeel a)

4.3 Nu verweerder dit klachtonderdeel onderbouwd heeft betwist en klager zijn klacht niet nader heeft onderbouwd, kan niet worden vastgesteld dat verweerder tekort geschoten is bij het verstrekken van informatie. Derhalve is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b)

4.4 Klager had kunnen weten dat het beslag onder de [bank] meer betrof dan enkel het loonbeslag. Verweerder heeft immers onweersproken gesteld dat klager afschriften van het verzoekschrift alsmede van het verleende verlof heeft ontvangen. Derhalve is ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c)

4.5 De voorzitter gaat er - gelet op de reactie van klager in repliek - vanuit dat klager dit klachtonderdeel niet handhaaft, zodat de voorzitter dit klachtonderdeel buiten beschouwing laat.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier op 17 juni 2016.

 

Griffier  Voorzitter