Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-06-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2016:135

Zaaknummer

16-091/A/A

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht tegen eigen advocaat. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 20 juni 2016

in de zaak 16-091/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 februari 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 11 oktober 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 4 februari 2016 met kenmerk 4015-0697, door de raad ontvangen op 5 februari 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 25 februari 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 25 februari 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 5 maart 2016, door de raad ontvangen op 8 maart 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 mei 2016 in aanwezigheid van partijen. Klager heeft de zitting na opening van de behandeling zonder duidelijke reden verlaten.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 5 maart 2016. De raad heeft daarnaast kennisgenomen van een brief van klager van 7 maart 2016.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet strekken ertoe om de klacht opnieuw in volle omvang te beoordelen.

3.2 Klager stelt ter toelichting op het verzet onder meer dat er ten onrechte geen hoorzitting heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de – zonder zijn instemming gegeven – voorzittersbeslissing. Klager stelt voorts dat de klacht ten onrechte is behandeld en beoordeeld op grond van de nieuwe Advocatenwet.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat artikel 46j Advocatenwet de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline de mogelijkheid biedt om – zonder dat een (hoor)zitting plaatsvindt – ambtshalve een voorzittersbeslissing te geven. Dat de nieuwe Advocatenwet niet van toepassing zou zijn, is de raad niet gebleken.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling ook overigens de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. P. van Lingen en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2016.

Griffier Voorzitter

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 20 juni 2016 verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.