Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-05-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:55
Zaaknummer
16-022
Inhoudsindicatie
Advocaat heeft geweigerd om aan klager zijn dossiers af te geven. Onder de geschetste omstandigheden, onder meer dat niet is gebleken dat klager zijn originele stukken niet al eerder terug heeft gekregen, aannemelijk is dat hij afschriften van stukken heeft ontvangen, geen sprake is van opvolgend advocaat en niet aannemelijk is dat zoveel jaren later klager nog belang heeft bij de dossiers, oordeelt de raad dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door de advocaat. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 30 mei 2016
in de zaak 16-022
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 5 november 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 7 januari 2016 met kenmerk K 15/102, door de raad ontvangen op 8 januari 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 maart 2016 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft gedurende een aantal jaren klager in verschillende zaken bijgestaan.
2.2 De eigenaar van bedrijf X, tevens goede bekende van klager, had met zijn bedrijf een vordering op bedrijf Y. Bedrijf Y had een vordering op klager, op de heer K. en op een bedrijf.
2.3 Verweerder heeft klager en de heer K. in 2006 bijgestaan in een kort geding procedure van - onder meer - bedrijf Y tegen klager, de heer K. en een bedrijf. De vorderingen van bedrijf Y zijn op 22 maart 2008 afgewezen.
2.4 In de in 2009 door bedrijf Y tegen klager, de heer K. en een bedrijf gestarte bodemzaak heeft de rechter bij vonnis van 1 september 2010 de vorderingen van bedrijf Y toegewezen. Verweerder heeft in deze bodemzaak de belangen van klager en de heer K. behartigd.
2.5 Tegen het vonnis in de bodemzaak is door verweerder namens klager en de heer K. hoger beroep aangetekend. Bij arrest van 16 oktober 2010 is het vonnis van de rechtbank van 1 september 2010 vernietigd, zijn de vorderingen alsnog afgewezen en is bedrijf Y in de kosten veroordeeld.
2.6 Tussen klager en de heer K. is met verweerder afgesproken dat zij ieder de helft van zijn declaraties zouden betalen. De declaraties die betrekking hadden op de eerste -kort geding - procedure zijn betaald. De declaraties aangaande de bodemzaak en hoger beroepsprocedure zijn aanvankelijk niet betaald. De heer van K. was volgens klager ‘met de noorderzon vertrokken’ en klager was niet bereid de totale declaraties te betalen. Klager en verweerder hebben daarna over de restantbetaling afspraken gemaakt, zoals neergelegd in de door hun beiden te Apeldoorn ondertekende overeenkomst van 18 september 2014:
“overeenkomst
[verweerder], partij 1
en
[klager], partij 2
Zijn overeengekomen dat partij 2 aan partij 1 een bedrag betaald á € 8500,- (zegge Achtduizendvijfhonderd euro) voor een schikking tegen finale kwijting en dat er behoudens de in deze overeenkomst afgesproken vergoeding géén vorderingen meer jegens elkaar zijn. (…)” [afkortingenen-raad]
Klager heeft het overeengekomen bedrag aan verweerder betaald. De dossiers zijn afgesloten.
2.7 Per e-mail van 30 november 2012 heeft verweerder na het arrest van het gerechtshof aan klager bericht:
“Op 15 november ben ik, zoals ik heb laten weten, gebeld door mr. [M]. Ze sprak toen over de mogelijkheid van verzet. Omdat mij nog steeds niet duidelijk is hoe ze dat zou willen doen, heb ik even afgewacht. De verzettermijn bedraagt 14 dagen vanaf het moment dat duidelijk is dat het verstekvonnis aan de wederpartij bekend is. Die termijn is nu verlopen, want het is duidelijk dat mr. [M] toen kennis had van het vonnis, zodat verzet niet meer mogelijk is. Wilt u toch dat er nog naar de mogelijkheid van faillissement of wellicht het executeren van het vonnis wordt gekeken?” [afkortingen-raad]
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
zonder aanleiding geen gehoor te geven aan het verzoek van de gemachtigde van klager om alle dossiers, compleet en origineel, met betrekking tot de zaken die verweerder voor klager heeft behandeld, aan klager af te geven. Alle declaraties werden voldaan.
4 VERWEER
4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat in de kort geding zaak uit 2006-2008 de bewaartermijn van zeven jaar reeds is verstreken, zodat hij reeds daarom niet is gehouden tot afgifte van dat dossier aan klager.
4.2 Voor wat betreft de twee dossiers van de bodemprocedure stelt verweerder dat weliswaar de bewaartermijn daarvan nog niet is verstreken maar dat hij desondanks niet gehouden is tot afgifte van die dossiers. Ter onderbouwing daarvan verwijst verweerder naar de op 18 september 2014 tussen hem en klager gesloten overeenkomst. Daarin is immers bepaald dat partijen elkaar na betaling door klager over en weer finale kwijting verlenen en jegens elkaar geen vorderingen meer hebben. Tot deze vorderingen behoort volgens verweerder ook de vordering van klager tot afgifte van de dossiers. Dat betekent dat verweerder niet verplicht is tot afgifte van die dossiers.
5 BEOORDELING
5.1 In de onderhavige zaak dient de raad te beoordelen of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet op eerste verzoek van klager diens dossiers compleet en met originele stukken af te geven.
5.2 Klager stelt zich op het standpunt dat hij door betaling van de declaraties aan verweerder recht heeft gekregen op afgifte van de dossiers. Deze stelling begrijpt de raad aldus dat klager meent dat hij door volledige betaling eigenaar is geworden van de dossiers zodat verweerder verplicht is om op die grond de volledige dossiers af te geven. Door aan het verzoek van klager tot afgifte van de dossiers vervolgens geen gehoor te geven, handelt verweerder niet zoals van een betamelijk advocaat mag worden verwacht en daardoor tuchtrechtelijk verwijtbaar, aldus klager.
5.3 De beantwoording van de vraag wie eigenaar is (geworden) van de dossiers die bij verweerder liggen, is naar het oordeel van de raad voorbehouden aan de civiele rechter. De vraag is of verweerder om andere redenen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de dossiers niet op eerste verzoek van klager af te geven. Verweerder is van mening dat hij onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad overweegt daarover als volgt.
5.4 Verweerder stelt dat in de eerste zaak - de kort geding procedure - de wettelijke bewaartermijn van dat dossier is verstreken, zodat hij reeds daarom niet gehouden kan worden om dat dossier aan klager af te geven. De raad verwerpt dit verweer. Nu de drie voor klager gevoerde procedures dezelfde feitelijke achtergrond kennen, is naar het oordeel van de raad sprake van met elkaar samenhangende zaken en daarmee van samenhangende dossiers. Nu de laatste procedure van klager eind 2012 is geëindigd, stelt de raad vast dat de bewaartermijn van de drie dossiers thans nog niet is verstreken.
5.5 Verweerder stelt voorts dat hij ook niet gehouden is om de verzochte dossiers aan klager af te geven vanwege de tussen klager en hem op 18 september 2014 gemaakte afspraken daarover. Volgens verweerder hebben partijen elkaar immers finale kwijting verleend en hebben zij over en weer niets meer van elkaar te vorderen. Dat verweerder daarmee ook beoogd zou hebben af te spreken dat hij nimmer dossiers aan klager zou hoeven af te geven, zoals verweerder ter zitting nog heeft toegelicht, kan de tuchtrechter niet vaststellen. Een geschil over de uitleg van een overeenkomst is immers voorbehouden aan de civiele rechter.
5.6 Verweerder voert tot slot aan dat klager geen enkel belang heeft bij zijn verzoek tot afgifte van de dossiers. Klager heeft van alle relevante (proces)stukken in alle procedures afschriften ontvangen. Verweerder heeft als deskundig advocaat zijn werkzaamheden voor klager naar behoren gedaan en in al die jaren nooit klachten daarover gekregen. De zaken zijn uiteindelijk ook goed voor klager afgelopen. Pas vele jaren later, vermoedelijk vanwege problemen tussen verweerder en de met klager bevriende heer S. en de gemachtigde/[naam gemachtigde klager] in andere klachtprocedures, eist klager nu ineens de dossiers op, slechts om verweerder te treiteren. Verweerder is niet bereid daaraan zijn medewerking te verlenen. Bovendien betwist hij dat hij zou zijn tekortgeschoten in zijn werkzaamheden voor klager, ook niet na het arrest van het hof in 2012. Toen is met klager afgesproken, zoals ook blijkt uit zijn mail van 30 november 2012, dat de zaak gesloten zou worden.
5.7 Ter zitting is namens klager toegelicht dat klager niet alle stukken heeft en belang heeft bij afgifte van de volledige dossiers omdat klager het vermoeden heeft dat verweerder is tekortgeschoten in zijn werkzaamheden. Om dat te kunnen beoordelen, heeft klager belang bij afgifte van de volledige dossiers.
5.8 De raad is van oordeel dat van een zorgvuldig handelend advocaat mag worden verwacht dat hij gedurende zijn werkzaamheden afschriften van de relevante (proces)stukken aan zijn cliënt toestuurt, alsmede de originele stukken van de cliënt op een zeker moment of op verzoek teruggeeft. Verweerder stelt dat hij dat in alle zaken heeft gedaan, maar klager betwist dat, zodat de raad dit niet kan vaststellen.
5.9 De raad constateert dat klager, zo heeft verweerder onweersproken gesteld, nooit eerder (ontbrekende) stukken bij verweerder heeft opgevraagd of zich daarover of over de werkzaamheden van verweerder heeft beklaagd. Eerst drie jaar na sluiting van het laatste dossier, per e-mail van 2 november 2015, heeft de gemachtigde namens klager afgifte van alle dossiers binnen twee dagen verzocht. Nadat verweerder aan dat verzoek geen gehoor heeft gegeven, is op 5 november 2015 de onderhavige klacht ingediend. Nu de zaken al lang geleden zijn afgedaan, geen sprake is van een opvolgend advocaat die de dossiers nodig heeft voor de behartiging van de belangen van klager, bij het verzoek om afgifte niet is geconcretiseerd welke stukken bij klager zouden ontbreken – te weten de opdrachtbevestiging, definitieve processtukken, eigen originele stukken van klager en de stukken na de uitspraak van het hof - is de raad van oordeel dat onder deze omstandigheden niet van verweerder kon worden verwacht dat hij de originele dossiers in de drie zaken van klager alsnog aan hem zou afgeven. Door klager is op geen enkele manier onderbouwd waar zijn vermoeden van tekortschieten door verweerder op is gebaseerd. Daarbij speelt tevens een rol dat het de raad onwaarschijnlijk voorkomt dat klager pas na zo’n lange tijd, ruim drie jaar na sluiting van het laatste dossier, bekend zou zijn geworden met mogelijke tekortkomingen in de werkzaamheden van verweerder, daar waar de procedures met goed resultaat voor klager zijn geëindigd. Dat standpunt heeft klager onvoldoende onderbouwd, zodat de raad niet kan inzien welk belang klager zou hebben bij zijn verzoek tot afgifte van de dossiers.
5.10 Op grond van het vorenstaande, in onderling verband beschouwd, is de raad dan ook van oordeel dat verweerder heeft gehandeld als een behoorlijk advocaat betaamt zodat hem geen tuchtrechtelijk verwijtbaar treft.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, K.F. Leenhouts, R.P.F. van der Mark, P.P. Verdoorn, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2016.
Griffier Voorzitter