Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:62

Zaaknummer

15-279

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Onder de oude Advocatenwet was vaste rechtspraak dat tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, het belang van de advocaat staat dat hij ter wille van de rechtszekerheid er van uit moet kunnen gaan dat zijn optreden na verloop van een redelijke termijn niet meer tuchtrechtelijk ter discussie kan worden gesteld. Die rechtspraak is in de nieuwe Advocatenwet gecodificeerd. De termijn om te klagen is daarbij op drie jaar gesteld. Klager heeft niet begrijpelijk gemaakt waarom hij pas ruim zeven jaar na het optreden van verweerder een klacht daarover heeft ingediend. De door klager opgesomde bijzondere omstandigheden die zich na zijn ongeval hebben voorgedaan en waaraan klager het hoofd heeft moeten bieden moeten weliswaar zeer ingrijpend en belastend voor klager zij geweest, maar zij sluiten niet uit dat klager in een veel eerder stadium zijn onvrede over verweerders optreden kenbaar had kunnen maken.

Uitspraak

Beslissing van 8 februari 2016

in de zaak 15-279

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 3 september 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 2 april 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 17 augustus 2015 met kenmerk K 15/34, door de raad ontvangen op 18 augustus 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 3 september 2015 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 7 september 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 16 september 2015, door de raad ontvangen op 18 september 2015, heeft klager tijdig verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 december 2015 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder, deze laatste bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. [B].

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 16 september 2015 en zijn ter zitting overgelegde spreekaantekeningen.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3    VERZET

3.1    De grond van het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter klager ten onrechte in zijn klacht niet ontvankelijk heeft geoordeeld op grond dat sedert het optreden van verweerder als klagers advocaat in 2007 te veel tijd is verstreken alvorens klager zijn klacht heeft ingediend.

3.2    In zijn verzetschrift heeft klager in een bijlage bij het verzetschrift meer in detail opgesomd welke omstandigheden aan eerder klagen in de weg hebben gestaan.

3.3    Voorts heeft klager er aandacht voor gevraagd dat de zijns inziens unieke opstapeling van tekortkomingen aan de zijde van verweerder, zonder de nieuwe Advocatenwet waarin de verjaringstermijn op drie jaar is bepaald, zonder twijfel tot ontvankelijkheid zou hebben geleid.

3.4    Klager meent dat de niet-ontvankelijkverklaring in een dermate curieuze geschiedenis wel erg hard en bureaucratisch is.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk  bevonden.

4.2    Ook onder de oude Advocatenwet gold dat klachten binnen een redelijke termijn nadat het gewraakte  optreden / handelen van de advocaat had plaats gevonden, en zulks bij klager bekend was, moesten worden ingediend. Afhankelijk van de omstandigheden in het concrete geval werd een termijn van enkele jaren redelijk geoordeeld.

4.3    Onder de oude Advocatenwet was vaste rechtspraak dat tegenover het maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst, het belang van de advocaat staat dat hij er ter wille van de rechtszekerheid van uit moet kunnen gaan dat zijn optreden na verloop van een redelijke termijn niet meer tuchtrechtelijk ter discussie kan worden gesteld. Die rechtspraak is in de nieuwe Advocatenwet gecodificeerd. De termijn om te klagen is daarbij op drie jaar gesteld.

4.4    Klager heeft niet begrijpelijk gemaakt waarom hij pas ruim zeven jaar nadat verweerder voor hem was opgetreden een klacht daarover heeft ingediend. De door klager opgesomde bijzondere omstandigheden die zich na zijn ongeval hebben voorgedaan en waaraan klager het hoofd heeft moeten bieden moeten weliswaar zeer ingrijpend en belastend voor klager zijn geweest, maar zij sluiten niet uit dat klager in een veel eerder stadium zijn onvrede over verweerders optreden bij de daarvoor aangewezen deken kenbaar had kunnen maken. Zoals klager ter zitting van de raad heeft toegelicht was hij direct al na de zitting in 2007 zeer teleurgesteld in verweerders optreden en het behaalde resultaat en kon hij de gevolgen daarvan op dat moment overzien. Toen is dan ook de redelijke termijn om te kunnen klagen beginnen te lopen.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. H. Dulack, P.J.F.M. de Kerf, L.A.M.J. Pütz en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 februari 2016.

Griffier    Voorzitter