Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-07-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2018:156

Zaaknummer

18-171/DH/RO

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 16 juli 2018

in de zaak 18-171/DH/RO

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 14 maart 2018 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 30 mei 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 26 februari 2018 met kenmerk

R 2018/13 ks/mb, door de raad ontvangen op 27 februari 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 14 maart 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 maart 2018 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 6 april 2018, door de raad ontvangen op 11 april 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 mei 2018 in aanwezigheid van klaagster en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 6 april 2018. Voorts heeft de raad kennisgenomen van de brief van klaagster van 11 mei 2018 (inclusief bijlagen) en de op 17 mei 2018 per post ontvangen e-mail van klaagster van 11 mei 2018.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    In 2005 hebben twee kantoorgenoten van verweerder, mr. T. en mr. Van D., klaagster bijgestaan in een letselschadezaak. Op 5 juli 2016 heeft klaagster het advocatenkantoor van verweerder bezocht omdat zij mr. B. wilde spreken. Verweerder heeft haar gemaand het pand te verlaten, omdat zij volgens hem geen afspraak had gemaakt met mr. B. en mr. B. niet beschikbaar was.

2.2    Bij brief van 30 mei 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij op 5 juli 2016 heeft gelogen toen hij tegen klaagster zei dat zij geen afspraak had met mr. B., die klaagster in 2005 had bijgestaan in een letselschadezaak. Door zijn handelen heeft verweerder zich ‘geprofileerd als onderdeel van het netwerk dat al jarenlang de gangen van klaagster volgt’ en hij heeft daarmee het vertrouwen van klaagster in de betrouwbaarheid van de advocatuur ernstig geschaad. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij zijn handtekening heeft gezet onder een stuk dat afkomstig zou zijn van mr. Van D.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust. Klaagster stelt onder meer dat zij wel degelijk een afspraak had met mr. B.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht en het verzet verweerd. Het verweer komt - waar nodig - aan de orde bij de beoordeling.

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen. De stukken die klaagster in het kader van het verzet heeft overgelegd, brengen de raad niet tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter. Verweerder heeft bovendien een plausibele verklaring gegeven voor het plaatsen van zijn handtekening onder een stuk dat afkomstig was van mr. Van D. 

5.2    De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.  Het verzet is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.H.M. Nijhuis, M.F. Laning, P. Rijpstra en R.A.M. Oranje, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2018.