Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-04-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:56
Zaaknummer
15-635
Inhoudsindicatie
Verzet tegen voorzittersbeslissing. Betreft optreden advocaat wederpartij : verzet ongegrond omdat de voorzitter de juiste maatstaf heeft toegepast, niet onnodig grievend.
Uitspraak
Beslissing van de raad van discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 18 april 2016
in de zaak 15-635
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 28 december 2015 op de klacht van:
klagers
tegen:
verweerster
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 1 september 2015 hebben klagers zich samen met [X] bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 4 december 2014 met kenmerk RvT 15-0288/TRC/ml, door de raad ontvangen op 7 december 2014, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 28 december 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 december 2015 is verzonden aan klagers.
1.4 Bij brief van 30 december 2015 door de raad ontvangen op 4 januari 2016, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 1 februari 2016 in aanwezigheid van klagers en verweerster.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 30 december 2015.
2. FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.
3. VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
3.1 De voorzitter heeft in zijn beslissing het grievende karakter van de uitlatingen van verweerster en de feitelijke onjuistheden miskend. Dit betreft onder meer het feit dat verweerster stelt dat zij grote schade heeft geleden door het ongeval. Dat is feitelijk onjuist. Verder heeft verweerster in haar brief van 16 maart 2015, namens de aannemer (cliënt van verweerster) gesteld dat klagers het werk van de voegers/aannemer onmogelijk maakten. Dat is onnodig grievend en feitelijk onjuist.
4. BEOORDELING
4.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klagers aangevoerde gronden van verzet niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.2 De raad komt op basis van de voorbeelden die klagers in verzet hebben aangevoerd niet tot de conclusie dat verweerster de grenzen van de haar, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Zij heeft het standpunt van haar cliënt (de aannemer) verwoord en haar eigen standpunt voor wat betreft de schade die zij door het ongeval heeft geleden. Van aperte onjuistheden dan wel onnodig grievende uitlatingen van de kant van verweerster is niet gebleken. Ook anderszins is daarvan niet gebleken.
4.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, R.P.F. van der Mark, K.J. Verrips en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 april 2016.
griffier voorzitter