Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:286

Zaaknummer

15-241

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing te laat ingediend en dus niet ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 21 december 2015

in de zaak 15-241

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 31 augustus 2015 op de klacht van:

[naam 1 en naam 2]

[adres]

klagers

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 25 september 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 4 augustus 2015 met kenmerk RvT 14-0288, door de raad ontvangen op 5 augustus 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 31 augustus 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 31 augustus 2015 is verzonden aan klagers.

1.4    Bij brief van 11 september 2015 door de raad ontvangen op 16 september 2015, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2015. Verweerder heeft de raad bij brief d.d. 26 november laten weten dat hij niet ter zitting zou verschijnen. Klagers hebben de raad bij brieven d.d. 23 september 2015 en 22 november 2015 laten weten dat zij vanwege hun zeer slechte gezondheid (zij lijden aan diverse chronische ziektes) en het feit dat zij niet beschikken over vervoer om naar de zitting te komen niet in staat zijn om ter zitting te verschijnen en hebben de raad om aanhouding verzocht. Bij brief d.d. 25 november 2015 heeft de voorzitter van de raad klagers namens de raad laten weten dat hun verzoek om aanhouding niet wordt gehonoreerd.  Bij brief d.d. 29 november 2015 hebben klagers de raad opnieuw laten weten niet op de zitting aanwezig te kunnen zijn. In die brief hebben klagers de raad nogmaals gevraagd de behandeling aan te houden. Klagers leggen in deze brief dezelfde redenen aan hun verzoek ten grondslag als in hun eerdere brieven d.d. 23 september 2015 en 22 november 2015.  

1.6    De raad overweegt dat de inhoud van de brief d.d. 29 november 2015 van klagers geen nieuwe gezichtspunten oplevert. Klagers geven opnieuw op geen enkele wijze concreet aan wanneer zij wel in staat zouden zijn ter zitting te verschijnen. Om die reden wijst de raad het verzoek tot aanhouding opnieuw af.

1.7    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers d.d. 11 september 2015.

2    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.

3    VERZET

3.1    Klagers verzoeken om hun verzet, dat beschouwd moet worden als pro forma verzetschrift, aan te mogen vullen met gronden en vragen een uitstel aan van de termijn om de gronden in te mogen dienen. 

3.2    Klagers stellen zich voorts op het standpunt dat de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline zich heeft beroepen op wetten die ‘onverenigbaar zijn met een ieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.’

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De voorzittersbeslissing is op maandag 31 augustus 2015 aan klagers verzonden. Ingevolge artikel 46h lid 1 Advocatenwet dient binnen veertien dagen na de verzending van het afschrift van de beslissing van de voorzitter schriftelijk verzet te worden gedaan bij de raad. Dit voorschrift brengt mee dat het verzetschrift binnen veertien dagen na 31 augustus 2015, dat wil zeggen uiterlijk op maandag 14 september 2015, door de raad had moeten zijn ontvangen. Het verzetschrift is op 16 september 2015 door de raad ontvangen en is derhalve te laat ingediend. Dit betekent dat de raad heeft te onderzoeken of sprake is van een verschoonbare overschrijding van de verzettermijn.

4.3    De raad stelt voorop dat termijnen voor het instellen van verzet en beroep van openbare orde zijn. In het belang van een goede tuchtrechtspleging moet duidelijkheid bestaan over de datum waarop de termijn daarvoor aanvangt en eindigt. Aan deze termijnen moet strikt de hand worden gehouden. Slechts onder bijzondere omstandigheden is plaats voor een uitzondering. Van een dergelijke omstandigheid kan sprake zijn als degene die verzet of beroept instelt niet tijdig wist en redelijkerwijs niet kon weten  dat een beslissing was gegeven als gevolg van een niet aan hem toe te rekenen fout. In die situatie is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding

4.4    In het onderhavige geval ontbreken aanwijzingen dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Gelet hierop is de raad van oordeel dat klagers niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden in het verzet tegen de beslissing van de voorzitter.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun verzet.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.H. Brouwer, K.F. Leenhouts en R.P.F. van der Mark, leden en bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman  als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2015.

griffier                            voorzitter