Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-01-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:58
Zaaknummer
15-250
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Klacht betreft het niet verschijnen van verweerder op een zitting welke klacht gegrond is. Klager wordt geen maatregel opgelegd omdat gesteld noch gebleken is dat verweerder stelselmatig afspraken vergeet en/of zijn kantoororganisatie onvoldoende op orde heeft, omdat verweerder klager zijn excuses heeft aangeboden en zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar heeft geïnformeerd. Voorts verwijt klager verweerder ondermeer dat hij klager niet over de zitting heeft geinformeerd, dat hij over de reden van zijn niet verschijnen ter zitting onwaarheid heeft gesproken, dat hij klager onjuist over een rekenfout in een vonnis heeft geïnformeerd en dat hij de Raad voor Rechtsbijstand niet juist over de toevoeging heeft bericht zodat die is ingetrokken. Deze klachten zijn door de raad ongegrond verklaard. De reden dat klager niet van de zitting op de hoogte was is vooral in de eigen handelwijze van klager gelegen; niet is komen vast te staan dat verweerder over zijn niet verschenen onwaarheid heeft gesproken; in een vonnis was het griffierecht in een proceskostenveroordeling evident onjuist vermeld en verweerder behoorde de Raad voor Rechtsbijstand te informeren op de wijze als hij heeft gedaan.
Uitspraak
Beslissing van 25 januari 2016
in de zaak 15-250
naar aanleiding van de klacht van:
de heer X
wonende te A
klager
tegen
mr. Y
advocaat te B
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brieven van 20 april 2015 heeft klager zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 11 augustus 2015 met kenmerk K15/41, door de raad ontvangen op 13 augustus 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 november 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder, bijgestaan door een kantoorgenote. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- het van de deken ontvangen dossier;
- de brief van verweerder van 21 oktober 2015 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.1 Aanvankelijk werd klager bijgestaan door twee Limburgse advocaten in een medische zaak tegen een tandarts en de afdeling tandheelkunde van een UMC. Klager was sedert 2009 verwikkeld in een conflict met een ander advocatenkantoor dat in 2012 failliet werd verklaard. In 2013 kwam klager in contact met verweerder. Klager heeft verweerder geïnformeerd over de problemen met het failliete kantoor en één van de Limburgse advocaten. Er was naast het dossier over de tandheelkundige behandeling nog een ander dossier bij het failliete kantoor in behandeling dat ging over een geldlening, waarbij diverse partijen betrokken waren.
2.2 Oorspronkelijk werd de kwestie rond de geldlening door één van de Limburgse advocaten behandeld. In 2013 heeft verweerder deze zaak overgenomen. Er werd afgesproken dat deze kwestie als eerste zou worden aangepakt en dat daarna gekeken zou worden naar de tandheelkundezaak. Ook was er nog een andere kwestie waarnaar verweerder op termijn zou kijken. In 2013 werd een toevoeging verstrekt voor de zaak met betrekking tot de geldlening.
2.3 Over de geldlening is geprocedeerd. Namens klager zijn drie personen gedagvaard. Twee daarvan zijn verschenen. Klager is in het ongelijk gesteld in de zaak tegen de verschenen gedaagden. De niet verschenen gedaagde werd bij vonnis van 24 december 2014 veroordeeld om € 56.375,- aan klager te betalen.
2.4 Bij e-mail van 6 maart 2015 heeft verweerder naar aanleiding van een verzoek van klager om het vonnis te betekenen aan klager meegedeeld dat klager weliswaar geprocedeerd had op basis van een toevoeging doch dat deze inmiddels was ingetrokken en dat daarom aan nadere werkzaamheden kosten verbonden zouden zijn. Om die reden verzocht verweerder klager om zelf aan de deurwaarder de door hem gewenste opdracht(en) te geven.
2.5 Bij brief van 9 maart 2015 heeft klager het vertrouwen in verweerder opgezegd en hem in gebreke gesteld.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) klager in de periode december 2013 tot begin 2015 onvoldoende deskundig en bekwaam rechtsbijstand te verlenen en geen fysiek contact met klager te onderhouden maar alleen per mail en telefoon te communiceren,
b) klager niet te informeren over de comparitie die werd gehouden in de zaak die verweerder aanhangig had gemaakt en door klager in strijd met de waarheid te laten weten dat hij van de rechtbank geen oproep voor de comparitie had ontvangen. De comparitie werd bepaald in een tussenvonnis dat klager nooit ontving. Ook verscheen verweerder niet op de comparitie en verzocht niet om uitstel,
c) klager niet correct te informeren over het bedrag dat verschuldigd zou zijn aan griffierecht en door tekort te schieten bij de correctie van een rekenfout gemaakt door de griffie en zijn privé adres aan de advocaat van de tegenpartijen door te geven,
d) de Raad voor Rechtsbijstand te informeren die de toevoeging introk, waarna verweerder weigerde het vonnis te laten betekenen,
e) blijkbaar contact te leggen met zijn voormalig advocaat, want toen klager de dossiers bij verweerder ophaalde trof hij daarbij het complete medische dossier aan uit de zaak met betrekking tot de tandheelkundige behandeling.
4 VERWEER
4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a. Verweerder stelt dat hij klager deskundig en bekwaam heeft bijgestaan. Het is juist dat verweerder niet aanwezig was bij de comparitie. Dat kwam omdat verweerder vergeten was de behandelingsdatum in zijn agenda te noteren. Toen de griffier hierover het kantoor van verweerder belde heeft een kantoorgenoot om uitstel gevraagd. Dit uitstel is echter niet verleend. Verweerder heeft telefonisch en tijdens een persoonlijk gesprek met klager zijn excuses aangeboden.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b. Verweerder ontkent dat hij klager niet heeft geïnformeerd over de comparitie. Bij e-mail van 19 september 2014 heeft verweerder klager geïnformeerd en daarbij was het tussenvonnis gevoegd waarin de datum van de comparitie was vermeld
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c. Bij brief van 20 februari 2015 heeft de advocaat van de wederpartij in de geldleningszaak de rechtbank gewezen op een onjuiste proceskostenveroordeling in een vonnis met het verzoek die te corrigeren. Verweerder past geen verwijt. Hij heeft de rechtbank laten weten dat hij het standpunt van de advocaat van de wederpartij deelde. Verweerder ontkent dat hij adresgegevens van klager aan de advocaat van de wederpartij heeft verschaft.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d. Nadat de zaak was geëindigd, heeft verweerder de toevoeging bij de Raad voor Rechtsbijstand gedeclareerd. Op grond van het resultaat dat in eerste aanleg was bereikt is de toevoeging vervolgens door de Raad voor Rechtsbijstand ingetrokken. Klager liet declaraties voor eigen bijdragen en griffierechten onbetaald. Dit was een gegronde reden om niet langer werkzaamheden te verrichten. Klager kon ook zelf de deurwaarder opdracht geven om het vonnis te laten betekenen.
4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e. Alle dossiers zijn in goede orde aan klager geretourneerd. Daarbij heeft niets onoorbaars plaatsgevonden.
5 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a.
5.1 Blijkens de ter zitting gegeven toelichting heeft dit klachtonderdeel betrekking op het feit dat verweerder tijdens de comparitie van partijen niet is verschenen, welk feit tussen partijen vaststaat. Als advocaat van klager behoorde het tot de taak van verweerder om ter zitting aanwezig te zijn en klager alsdan rechtsbijstand te verlenen. Door de zitting te vergeten is verweerder jegens klager tekortgeschoten. Klachtonderdeel a. is derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel b.
5.2 Bij de stukken in het klachtdossier bevindt zich een email van verweerder van 19 september 2014 met de volgende inhoud: “Als bijlage het tussenvonnis zoals door mij ontvangen. De mondelinge behandeling van de zaak vindt plaats: Woensdag 10 december 2014 van 9.00 tot 11.00 uur, ……..” . Verweerder stelt dat hij van zijn provider geen melding heeft ontvangen waaruit blijkt dat dit bericht niet kon worden afgeleverd, zodat hij ervan uit mocht gaan dat dit bericht klager heeft bereikt. Klager erkent dat hij op zijn computer heeft kunnen zien dat verweerder deze email had verzonden, maar hij stelt dat hij deze niet heeft kunnen openen en dat hij verweerder eerder had verzocht om een ander email adres te gebruiken. Op zich is te betreuren dat klager (dat is althans zijn stelling) geen kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het tussenvonnis en van de datum waarop de comparitie zou worden gehouden. De oorzaak daarvoor is echter toch vooral in de eigen handelwijze (niet handelen) van klager gelegen. Toen klager kennis nam van het feit dat verweerder een email naar een eerder door hem gebruikt email adres had verzonden, had het op zijn weg gelegen om bij verweerder naar de inhoud daarvan te informeren. Daarbij kan in het midden blijven of klager inmiddels had verzocht om een ander email adres te gebruiken, hetgeen door verweerder wordt betwist.
5.3 De raad is het met klager eens dat verweerder bij zijn verslaglegging over het contact dat op de dag van de comparitie tussen de griffier en het kantoor van verweerder heeft plaatsgevonden meerdere lezingen heeft gegeven, namelijk dat er contact is geweest tussen de griffie van de rechtbank met een secretaresse en met een kantoorgenote. Tijdens de zitting is echter gebleken dat deze lezingen elkaar niet uitsluiten. Als (zoals klager stelt) oorspronkelijk het verhaal was dat de secretaresse had doorgegeven dat er geen oproep was ontvangen dan is dat inderdaad niet juist. Een secretaresse kan zich echter vergissen en dat maakt de handelwijze van verweerder in ieder geval niet tuchtechtelijke verwijtbaar. Klachtonderdeel b is derhalve ongegrond.
Ad klachtonderdeel c.
5.4 Ter zitting heeft klager aangegeven dat hij de ter zitting gegeven uitleg betreffende het herstel van het eindvonnis ten aanzien van de kennelijke rekenfout graag eerder had ontvangen, maar dat hij de gang van zaken nu wel begrijpt. De raad is van oordeel dat verweerder in deze kwestie niets tuchtrechtelijks te verwijten valt. De rekenfout in het vonnis was evident en het had derhalve geen zin om bezwaar te maken tegen correctie van het vonnis op dit punt.
5.5 Verweerder ontkent het privé adres van klager aan de advocaat van de gedaagde partijen te hebben doorgegeven en klager heeft zijn stelling op dit punt niet aannemelijk gemaakt. Klachtonderdeel c. is derhalve ongegrond.
Ad klachtonderdeel d.
5.6 Aan het einde van de zaak heeft verweerder aan de Raad voor Rechtsbijstand moeten opgeven welk financieel resultaat zijn werkzaamheden voor klager hadden opgeleverd. Hij zal ook het eindvonnis hebben moeten meezenden, waarin melding werd gemaakt van een veroordeling van één van de wederpartijen tot betaling aan klager van een bedrag van ruim € 50.000,-. Daaraan heeft de Raad voor Rechtsbijstand kennelijk de gevolgen verbonden die klager verweerder verwijt, te weten intrekking van de toevoeging. Daarvoor is verweerder echter niet verantwoordelijk.
5.7 Het behoorde tot de taak van verweerder om de Raad voor Rechtsbijstand deugdelijk en volledig te informeren over de financiële resultaten in de zaak. Verweerder heeft niet anders kunnen en mogen handelen dan hij heeft gedaan. Klachtonderdeel d. is derhalve ongegrond.
Ad klachtonderdeel e.
5.8 Dit klachtonderdeel is door klager niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Dat verweerder zich bij de overdracht van de dossiers aan klager niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt, is niet aangetoond. Daarop sneuvelt klachtonderdeel e.
6 MAATREGEL
Bij de bepaling van de strafmaat ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de raad het volgende. Advocaten dienen data waarop zij ter zitting moeten verschijnen zorgvuldig te noteren opdat een vergissing zoals deze zich heeft voorgedaan (verweerder is de zitting domweg vergeten) wordt vermeden. Echter, gesteld noch gebleken is dat verweerder stelselmatig afspraken vergeet en/of zijn kantoororganisatie onvoldoende op orde heeft. Voorts heeft verweerder klager zijn excuses aangeboden en zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar geïnformeerd in verband met eventuele schade die klager als gevolg van zijn wegblijven zou kunnen hebben geleden. In dit alles ziet de raad aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel.
GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien klachtonderdeel a. gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2 In het feit dat slechts één van de vijf klachtonderdelen gegrond is verklaard, geen maatregel is opgelegd en de overige klachtonderdelen ongegrond zijn verklaard ziet de raad aanleiding om geen kostenveroordeling uit te spreken.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel a. gegrond;
- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;
- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd.
Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. C.W.J. Okkerse, B.E.J.M. Tomlow, G.R.M.van den Assum en K.J. Verrips, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 januari 2016.
Griffier Voorzitter