Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-06-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2016:109
Zaaknummer
16-496/DB/OB
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft zich terecht op standpunt gesteld dat in hoger beroep inzake een WSNP kwestie middels een medische verklaring diende te worden aangetoond dt klager psychisch hertsteld was en dat klager de omstandigheden die tot zijn schulden hadden geleid onder controle had. Verweerder heeft zich na gebrek aan vertrouwen terecht en op zorgvuldigde wijze teruggetrokken. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 28 juni 2016
in de zaak 16-496/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 26 mei 2016 met kenmerk 48/15/069K, door de raad ontvangen op 27 mei 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager heeft een verzoek ingediend tot toelating tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp). De rechtbank heeft het verzoek van klager afgewezen, tegen welke beslissing hoger beroep is ingesteld bij het gerechtshof. Verweerder heeft klager bijgestaan in de hoger beroep procedure.
1.2 Verweerder heeft klager bij brief dd. 21 augustus 2015 bericht dat hij zonder een medische verklaring met betrekking tot de huidige geestelijke gesteldheid van klager geen mogelijkheden zag om de afwijzende beslissing van de rechtbank in hoger beroep aan te vechten. Verder berichtte hij klager zich als advocaat te zullen terugtrekken en een verzoek tot aanhouding te zullen indienen, zodat klager de tijd had om een vervangende advocaat in te schakelen.
1.3 Per e-mail van 23 augustus 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder tijdens een gesprek op 21 augustus 2015 boos is geworden en zich door klager geïntimideerd heeft gevoeld;
2. verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelde dat het noodzakelijk was om te beschikken over een medische verklaring betreffende de geestelijke gezondheid van klager. Klager heeft zijn uiterste best gedaan een dergelijke verklaring te verkrijgen, maar dat is uiteindelijk niet gelukt, hetgeen verweerder hem leek te verwijten;
3. verweerder zich pas op 21 augustus 2015 via W. op de hoogte heeft gesteld van de 1,25 kg aan documenten, die klager eerder aan de rechter had gezonden. Verweerder had hiervan direct kennis moeten nemen;
4. verweerder klager een medisch adviesbureau van twijfelachtige kwaliteit heeft aangeraden;
5. verweerder klager onjuist heeft geïnformeerd door te zeggen dat het niet mogelijk was om zonder advocaat naar de zitting van het gerechtshof te gaan en dat klager niet rechtstreeks stukken aan het gerechtshof kon overleggen.
3 VERWEER
3.1 Aangaande onderdeel 1 betwist verweerder dat hij boos is geworden op klager. Verweerder (en het secretariaat) hebben klager juist met fluwelen handschoenen behandeld, omdat klager bij het minst of geringste volledig over zijn toeren ging.
3.2 Verweerder heeft de onder onderdeel 3 van de klacht bedoelde documenten daags na ontvangst gedownload. Van nalatigheid was derhalve geen sprake. De documenten waren bovendien niet van essentieel belang voor een geslaagd hoger beroep.
3.3 Ter zake klachtonderdeel 5 stelt verweerder dat hij klager met betrekking tot het indienen van processtukken heeft gewezen op de procesvertegenwoordiging ex artikel 361 Fw. Klager heeft vervolgens contact opgenomen met het gerechtshof en zonder overleg met verweerder 6,2 kilo aan papieren documenten bij het gerechtshof ingediend.
3.4 Klachtonderdeel 4 over het medisch adviesbureau had te maken met een onjuiste vermelding in de brief van het medisch adviesbureau aan klager van 1 augustus 2015.
3.5 Aangaande klachtonderdeel 2 stelt verweerder dat hij vanaf het begin het belang van de medische verklaring heeft benadrukt. Deze was essentieel voor het slagen van het hoger beroep. Voor het verkrijgen van een medische verklaring was medisch onderzoek vereist. Verweerder heeft een medisch adviesbureau aangedragen dat in een eerdere procedure door de rechtbank was aanbevolen en verweerder had met dit bureau goede ervaringen. Zoals gezegd, twijfelde klager echter aan de kwaliteit van het betreffende bureau en is hij zelf op zoek gegaan naar een andere medisch deskundige. Klager heeft meerdere afspraken geannuleerd, waardoor uiteindelijk geen medisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Verweerder respecteert de redenen voor de annulering van de afspraken, maar zijn standpunt ten aanzien van de noodzaak van een medische verklaring was helder. Verweerder heeft meermaals aangegeven zich te zullen terugtrekken als advocaat van klager, indien er geen medische verklaring kon worden overgelegd. Klager had naast het hoger beroep overigens ook de mogelijkheid om opnieuw een verzoek tot toelating tot de Wsnp bij de rechtbank in te dienen.
3.6 Verweerder heeft, toen duidelijk werd dat er geen medisch onderzoek zou plaatsvinden, contact opgenomen met de deken. Verweerder heeft vervolgens naar aanleiding van dit contact aan klager bericht zich als advocaat te zullen terugtrekken. Verweerder heeft klager geïnformeerd over de mogelijkheid tot het inschakelen van een andere advocaat en heeft een verzoek om aanhouding ingediend.
4 BEOORDELING
4.1 Het eerste onderdeel van de klacht heeft betrekking op het gesprek op 21 augustus 2015 tussen klager en verweerder. Partijen verschillen van mening over het verloop van dit gesprek. Verweerder betwist gemotiveerd dat hij boos is geworden. Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat verweerder zich tijdens het gesprek op 21 augustus 2015 zodanig heeft gedragen dat daarmee de grenzen van het betamelijke zijn overschreden, zodat dit onderdeel ongegrond is.
4.2 Het is aan de advocaat om - in overleg met zijn cliënt - te bepalen met welke aanpak de zaak het beste is gediend. Naar het oordeel van de voorzitter is het begrijpelijk dat verweerder zich op het standpunt stelde dat het voor het met succes voeren van de procedure in hoger beroep van belang was om een medische verklaring betreffende de actuele psychische gesteldheid van klager aan het gerechtshof over te leggen. In hoger beroep diende immers te worden aangetoond dat verweerder de omstandigheden, die bepalend waren geweest voor het ontstaan van de schulden, onder controle had. Klager heeft niet weersproken dat psychische problemen in het verleden de oorzaak waren van het ontstaan van de schulden. Daarmee staat voldoende vast dat in hoger beroep diende te worden aangetoond dat klager volledig hersteld was. Verweerder heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat een medische verklaring over de huidige psychische gesteldheid van klager overgelegd diende te worden.
4.3 Klager heeft verweerder bericht dat hij het niet eens was met diens aanpak en stelde geen vertrouwen meer te hebben in de aanpak van verweerder. Onder die omstandigheden was het voor verweerder niet langer mogelijk klager in de hoger beroepsprocedure bij te staan en heeft hij zich terecht als advocaat terug getrokken. Verweerder heeft klager bericht dat hij zich tot een andere advocaat diende te wenden en heeft om aanhouding verzocht zodat klager hiervoor voldoende tijd zou hebben. Verweerder heeft zich derhalve op zorgvuldige wijze als advocaat teruggetrokken, zodat hem ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden en het tweede onderdeel van de klacht ook ongegrond is.
4.4 Verweerder achtte het niet in het belang van klager om de 1,2 kilo aan documenten over te leggen aan het gerechtshof. Het staat een advocaat vrij om te bepalen welke documenten al dan niet in rechte dienen te worden ingediend. Indien partijen hierover van mening blijven verschillen dient de advocaat zich terug te trekken. Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd, waaruit blijkt dat verweerder heeft geweigerd voor de zaak relevante stukken aan het gerechtshof over te leggen. Ter zake valt verweerder evenmin een tuchtrechtelijk verwijt te maken, zodat ook het derde onderdeel van de klacht ongegrond is.
4.5 Klager heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat aan de kwaliteit van het door verweerder aangeraden adviesbureau dient te worden getwijfeld. Dat klager om hem moverende redenen geen medisch onderzoek wilde laten verrichten door het door verweerder aangeraden medisch bureau betekent niet dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt., Het stond klager vrij zich tot een andere medisch deskundige te wenden. Ook ten aanzien van het vierde onderdeel van de klacht valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken, zodat ook dit onderdeel ongegrond is.
4.6 Verweerder heeft klager er terecht op gewezen dat er bij het gerechtshof in beginsel sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging. Hij heeft om aanhouding van de procedure gevraagd en klager in de gelegenheid gesteld zich tot een andere advocaat te wenden. Verweerder heeft daarmee die zorgvuldigheid betracht die van hem als redelijk handelend advocaat mocht worden verwacht. Ook het vijfde onderdeel is daarmee ongegrond.
4.7 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, beslissen dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.
BESLISSING
De voorzitter:
beslist, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.
Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 28 juni 2016
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 28 juni 2016
verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.
Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager en, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,
Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.
De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 1190, 4801 BD Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is
088-2053737
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.
Informatie ook op raadvandiscipline.nl