Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:137

Zaaknummer

15-462/DH/DH

Inhoudsindicatie

Dekenbezwaar. Verweerder heeft niet inhoudelijk en daarmee onvoldoende gereageerd op verzoeken om informatie van de deken. Ook op het punt van de financiële bijdrage aan de NOvA heeft verweerder niet de nodige informatie aan de deken verschaft en niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De hoofdelijke omslag 2016 heeft verweerder voorts te laat betaald. Bezwaar gegrond. Maatregel: waarschuwing. Gemotiveerd geen kostenveroordeling.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 4 juli 2016

in de zaak 15-462/DH/DH

naar aanleiding van het bezwaar van:

de deken

tegen:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 15 oktober 2015 met kenmerk K256 2015 bm/ksl, door de raad ontvangen op 19 oktober 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Het dekenbezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 23 mei 2016 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

PO-punten

2.1    Bij e-mail van 1 juni 2015 heeft de Nederlandse Orde van Advocaten verweerder bericht dat hij in de steekproef is gevallen en is verweerder verzocht uiterlijk 26 juni 2016  aan de NOvA bewijs te  overhandigen van de door hem opgegeven PO-punten. Op 18 juni 2015 is verweerder nog een herinnering gestuurd.

2.2    Bij mail van 8 juli 2015 heeft de deken verweerder nogmaals verzocht binnen één week bewijsstukken toe te zenden van de door hem behaalde en opgegeven PO-punten.

2.3    Verweerder heeft op 14 juli 2015 op deze mail gereageerd dat hij geen documentatie heeft bewaard en dat het erop leek dat hij nog enige tijd door ziekte geveld zou zijn.

2.4    Bij mail van 15 juli 2015 heeft de stafjurist van de deken geantwoord dat zij uit de mail van verweerder begreep dat hij ziek was en dat dit nog enige tijd zou gaan duren. Zij verzocht verweerder om binnen een week de namen van de cursussen die hij had gevolgd en de instelling waarbij hij deze had gevolgd door te geven. Op 23 juli en 14 en 25 augustus 2015 heeft de stafjurist herinneringen gestuurd.

2.5    Verweerder heeft op 2 september 2015 geantwoord dat hij ziek was en die dag, na drie maanden ziekte, voor het eerst weer op kantoor was. Verder zegde hij toe spoedig nader inhoudelijk te zullen reageren.

Financiële bijdrage

2.6    Bij beschikking van de Nederlandse Orde van Advocaten van 26 januari 2015 is verweerder verzocht de verplichte financiële bijdrage over 2015 ad EUR 832,- binnen zes weken te voldoen.

2.7    Verweerder is door de Nederlandse Orde van Advocaten op 16 april 2015 een herinnering toegestuurd, gevolgd door een aanmaning op 27 mei 2015.

2.8    De toenmalig deken heeft bij brief van 8 juli 2015 verweerder verzocht om hem binnen twee weken te informeren wat de reden was dat dat hij de Financiële Bijdrage onbetaald liet. Op 27 juli 2015 heeft het Bureau Haagse Orde van Advocaten per mail een herinnering gestuurd.

Hoofdelijke omslag

2.9    Bij brief van 4 februari 2015 heeft de penningmeester van de Haagse Orde van Advocaten verweerder verzocht om de hoofdelijke omslag ad EUR 425,- binnen 30 dagen te voldoen.

2.10    Bij brief van 21 april 2015 heeft de penningmeester verweerder laten weten dat hij de hoofdelijke omslag binnen veertien dagen moest voldoen.

2.11    De penningmeester heeft op 24 september 2015 per mail nogmaals een aanmaning gestuurd en aangekondigd dat de Raad van de Orde zich zou bezinnen op nadere maatregelen als verweerder de hoofdelijke omslag niet voor 1 oktober 2015 zou hebben voldaan.

3    DEKENBEZWAAR

3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    ondanks herhaalde verzoeken van de deken betreffende de over 2014 behaalde PO-punten niet, althans niet inhoudelijk heeft gereageerd;

b)    niet inhoudelijk reageert op herhaalde verzoeken van de deken betreffende de financiële bijdrage aan de NOvA;

c)    de hoofdelijke omslag 2015 ad EUR 425,- aan de Haagse Orde van Advocaten onbetaald heeft gelaten.

3.2    Ter zitting heeft de deken gesteld dat verweerder in januari 2016 aan zijn inhaalverplichting heeft voldaan wat het behalen van voldoende opleidingspunten over 2014 betreft.

3.3    Ten aanzien van het derde onderdeel van het bezwaar heeft de deken ter zitting aangegeven dat verweerder in december 2015 de hoofdelijke omslag 2015 alsnog heeft betaald. De deken handhaaft het bezwaar op dit punt omdat verweerder te laat heeft voldaan.

4    VERWEER

4.1    Verweerder geeft toe dat hij te kort is geschoten en dat alle klachtonderdelen terecht zijn. De oorzaak is gelegen in een periode van ernstige ziekte, maar verweerder had zich toen hij enigszins hersteld was actiever op moeten stellen ten opzichte van de deken.

4.2    Verweerder heeft de praktijk inmiddels weer opgepakt en hij is aan het inlopen op financieel gebied. Tevens heeft hij samenwerking gezocht met een andere advocaat, mede om problemen als deze in de toekomst te voorkomen.

5    BEOORDELING

Ad onderdeel a)

5.1    In de Advocatenwet is aan de raden van toezicht en daarmede aan de deken onder meer opgedragen een behoorlijke uitoefening van de praktijk te bevorderen en toe te zien op de naleving van de plichten die aan de advocaat zijn opgelegd. De deken kan deze taken alleen dan naar behoren vervullen indien een advocaat adequaat op verzoeken van de deken reageert (vergelijk artikel 37 van de Gedragsregels).

5.2    Met betrekking tot onderdeel a) van het bezwaar overweegt de raad dat uit de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken genoegzaam blijkt dat verweerder niet inhoudelijk en daarmee onvoldoende heeft gereageerd op verzoeken om informatie van de deken, ook niet op het moment dat zijn gezondheidstoestand dat weer toeliet. Dit onderdeel is derhalve gegrond.

Ad onderdeel b)

5.3    Ook op het punt van de financiële bijdrage aan de NOvA heeft verweerder niet de nodige informatie aan de deken verschaft en niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

Ad onderdeel c)

5.4    Hoewel verweerder de hoofdelijke omslag 2015 inmiddels heeft betaald, is ook dit klachtonderdeel gegrond, nu die betaling te laat heeft plaatsgevonden en gesteld noch gebleken is dat dit verweerder niet kan worden aangerekend. Dit klemt temeer daar verweerder de deken hierover niet (tijdig) heeft geïnformeerd.

6    MAATREGEL

6.1    De raad weegt bij het bepalen van de maatregel enerzijds de aard en de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen mee.

6.2    Anderzijds slaat de raad acht op de actieve houding waarmee verweerder inmiddels alle door de deken gesignaleerde problemen heeft opgepakt. Bovendien laat de raad meewegen dat de onderdelen van het bezwaar grotendeels in tijd beperkt zijn tot de periode waarin verweerder geveld was door ziekte en dat  verweerder geen tuchtrechtelijke verleden heeft. Dit alles afwegende zal de raad volstaan met het opleggen van de maatregel waarschuwing.

7    KOSTENVEROORDELING

7.1.    De raad ziet aanleiding om niet overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet verweerder te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak en overweegt daartoe als volgt.

7.2.     Het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen is grotendeels gelegen in een periode waarin verweerder kampte met ernstige gezondheidsproblemen, waardoor hij vijf maanden zijn praktijk niet kon uitoefenen en geen inkomsten had. Verweerder heeft zijn fouten ruiterlijk toegegeven en hij heeft inmiddels de adviezen van de deken ter harte genomen. De raad is van oordeel dat, gelet op deze omstandigheden, alsmede gelet op het schone tuchtrechtelijke verleden van verweerder, een kostenveroordeling op dit moment afbreuk zou doen aan de inspanningen van verweerder om weer te komen tot een financieel gezonde praktijkvoering.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het bezwaar gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, M.F. Laning, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2016 verzonden