Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-12-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:290
Zaaknummer
15-74
Inhoudsindicatie
Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond. Voorzitter heeft de juiste maatstaf gehanteerd.
Uitspraak
Beslissing van 21 december 2015
in de zaak 15-74
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 17 juni 2015 op de klacht van:
de heer
klager
tegen:
advocaat te W.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 2 november 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 13 mei 2015 met kenmerk RvT 14-0328, door de raad ontvangen op 18 mei 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 17 juni 2015 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 juni 2015 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 24 juni 2015 door de raad ontvangen op 26 juni 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2015. Klager noch verweerder zijn verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 24 juni 2015.
2 FEITEN EN KLACHT
Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 Gelet op de omvang van de door klager gestelde schade, de wetenschap die verweerder daarvan had en de persoonlijke omstandigheden van klager, had verweerder de naam van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het kantoor moeten noemen of de claim zelf moeten melden bij de verzekeraar. De tegenwerking die klager heeft ondervonden duidt op ernstige opzettelijke grove nalatigheid, discriminatie en machtsmisbruik.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. H. Dulack, R.P.F. van der Mark, P.R.M. Noppen en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. P.J.G. van den Boom als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 december 2015.
griffier voorzitter