Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:77

Zaaknummer

16-279

Inhoudsindicatie

Voorzitter oordeelt klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Het ne bis in idem-beginsel geldt ook in het tuchtrecht.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

Van 30 mei 2016

in de zaak 16-279

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

tegen

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 24 maart 2016 met kenmerk 2016 KNN015, door de raad ontvangen op 25 maart 2016.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft klaagster gedurende de periode 2006 tot en met 2008 bijgestaan in een procedure ter zake van de verdeling van de nalatenschap van de vader van klaagster. Op 9 april 2008 heeft de rechtbank H. in deze zaak eindvonnis gewezen en is klaagster in het ongelijk gesteld. Verweerder heeft namens klaagster hoger beroep ingesteld maar zich vervolgens onttrokken als haar advocaat. Voor zijn werkzaamheden tot dat moment heeft verweerder aan klaagster declaraties verzonden voor een bedrag van in totaal circa € 25.500,-.

1.2    Klaagster heeft eerder klachten ingediend tegen verweerder.

1.3    Bij beslissing, toegezonden op 13 april 2010, althans op 13 juli 2010, is het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van 1 december 2009 ongegrond verklaard. Klaagster heeft daarna opnieuw tegen verweerder geklaagd. Bij beslissing van 20 februari 2012 heeft de voorzitter klaagster in de drie klachten kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en heeft de voorzitter de uitbreiding van de klachten kennelijk ongegrond verklaard. Het door klaagster daartegen ingestelde verzet is door de raad bij beslissing van 1 november 2013 niet-ontvankelijk verklaard.

1.4    Klaagster heeft opnieuw bij brief van 20 januari 2014 een klacht ingediend tegen verweerder. Bij beslissing van de voorzitter van deze raad van 2 december 2014 is klaagster kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Bij beslissing van 30 oktober 2015 heeft de raad het verzet ongegrond verklaard.

1.5    Bij brieven van 4 en 21 januari 2016 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder klaagster niet goed heeft bijgestaan in een procedure bij de rechtbank H.;

b)    verweerder heeft verzuimd een toevoeging aan te vragen ten behoeve van klaagster, hoewel zij daar wel recht op had volgens de brief van de Raad voor Rechtsbijstand van 18 augustus 2015;

c)    de declaraties van verweerder te hoog waren;

d)    verweerder weliswaar hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank H., maar zich aan vervolgens aan de zaak heeft onttrokken;

e)    haar klacht niet zuiver is behandeld door een gedeeltelijk gelijke samenstelling van de raad van discipline in de beslissing van 30 oktober 2015.

2.2    Ter toelichting op klachtonderdeel e) stelt klaagster het volgende. Volgens klaagster heeft de raad laatstelijk bij beslissing van 30 oktober 2015 het door haar tegen een eerdere voorzittersbeslissing ingediende verzet ongegrond verklaard. De voorzitter van de betreffende kamer van de raad, mr. N., alsmede de leden mrs. P.B. en G.B., waren al eerder betrokken bij een door klaagster tegen verweerder ingediende klacht. De klachten dienen volgens klaagster dan ook opnieuw te worden behandeld door een nieuwe, onafhankelijke kamer van de raad. Doordat de drie genoemde personen van de raad eerder betrokken waren bij een klacht van klaagster tegen verweerder is geen sprake van zuiverheid van behandeling van de klacht. 

 

3    VERWEER

Op het gemotiveerde verweer van verweerder zal de voorzitter hierna, voor zover relevant, bij de beoordeling nader ingaan.

 

4    BEOORDELING

ad klachtonderdelen a) tot en met d)

4.1    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.

4.2    Als onweersproken staat vast dat klaagster reeds meermalen haar bezwaren over de wijze waarop verweerder haar zaak bij de rechtbank H. heeft behandeld, aan de raad van discipline heeft voorgelegd. Daartoe verwijst de voorzitter naar de onder de feiten genoemde beslissingen. Als onweersproken staat tevens vast dat de klachten in essentie gelijkluidend zijn aan die in de onderhavige zaak. In genoemde beslissingen heeft de (voorzitter van de ) raad van discipline de klachten (kennelijk) ongegrond verklaard dan wel klaagster (kennelijk) niet-ontvankelijk verklaard. In verzet zijn die beslissingen in stand gebleven.

4.3    Uitgangspunt krachtens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline is dat als over een klacht al een beslissing is gegeven, die klacht niet ten tweede male aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. Het zogenoemde ‘ne bis in idem-beginsel’ is derhalve ook in het tuchtrecht aanvaard.

4.4    Nu niet is gebleken dat de klachten in de onderhavige zaak anders zijn dan die waarover reeds eerder onherroepelijk is beslist, dient klaagster in deze klachtonderdelen kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

ad klachtonderdeel e)

4.5    Klaagster voert in dit onderdeel aan dat sprake is geweest van een onzuivere samenstelling van de raad van discipline als door haar omschreven met betrekking tot de beslissing van 30 oktober 2015, waardoor zij (naar de voorzitter begrijpt:) in haar belangen is geschaad. Nu een dergelijke klacht niet valt binnen het advocatentuchtrecht, dient klaagster in dit onderdeel eveneens kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht in alle klachtonderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

 

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 30 mei 2016.

 

griffier                                                                                       voorzitter