Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-10-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:295

Zaaknummer

15-339

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over optreden van advocaat als deken; kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 1 oktober 2015

in de zaak 15-339

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

mr. [X.] in zijn hoedanigheid van voormalig deken van

de orde van advocaten in het arrondissement [naam]

kantoorhoudende te [plaats]

verweerder

Bij brieven van 11 en 12 december 2014 heeft klager een klacht ingediend bij de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter")  van de raad van discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden tegen verweerder in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement [naam].

Bij beslissing van 7 januari 2015 heeft voorzitter van de raad van discipline de klacht verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland voor instructie van de klacht.

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement [naam] van 3 september 2015 met kenmerk RvT 15-0018, door de raad ontvangen op 4 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    In augustus/september 2013 heeft klager contact opgenomen met verweerder in diens hoedanigheid van deken met het verzoek een goede advocaat te noemen in verband met een echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft in een gesprek met klager daarbij de naam van één of de naam van meer advocaten genoemd.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder in zijn hoedanigheid van deken slechts de naam van één advocaat heeft genoemd toen klager hem vroeg de naam van een goede advocaat te geven. Dat bleek de advocaat te zijn met wie verweerder jarenlang heeft samengewerkt. Klager is zeer ontevreden over de door deze advocaat verleende rechtsbijstand. Deze advocaat heeft hem veel geld gekost en zijn positie processueel bemoeilijkt.

3    VERWEER

3.1    Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klachtonderdelen aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De voorzitter stelt vast dat het gaat om het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van (voormalig) deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline blijft het advocatentuchtrecht gelden ook voor een advocaat die in een andere hoedanigheid optreedt. Indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt (dan wel misdraagt) dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd, zal in het algemeen sprake zijn van een handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Naar die maatstaf dient het optreden van verweerder te worden beoordeeld.

4.3    Verweerder heeft aangevoerd dat hij weliswaar geen aantekeningen heeft gemaakt van het desbetreffende gesprek met klager dat in augustus 2013 heeft plaats gevonden, maar dat hij in dergelijke gevallen nimmer de naam van slechts één advocaat noemt. Het kan zijn dat verweerder de naam van zijn kantoorgenoot heeft genoemd maar dan zal hij zeker die connectie hebben gemeld en ook andere namen hebben gegeven en hebben benadrukt dat het aan klager was om een keuze te maken.

4.4    De voorzitter is van oordeel dat klager de stelling dat verweerder hem slechts de naam van één advocaat heeft opgegeven en wel die van een kantoorgenoot, onvoldoende heeft onderbouwd. Klager heeft de gestelde gang van zaken ook niet aannemelijk kunnen maken. De klacht is daarom reeds kennelijk ongegrond.

4.5    Ten overvloede overweegt de voorzitter nog het volgende: zelfs al zou komen vast te staan dat verweerder alleen de naam van zijn kantoorgenoot heeft genoemd, dan is dat enkele feit niet zonder meer tuchtrechtelijk verwijtbaar. Getoetst moet worden of een dergelijke handelwijze strookt met wat een goed advocaat betaamt. Dit is onder meer afhankelijk van de omstandigheden, zoals onder meer de inhoud en het verloop van het gesprek en de gekozen bewoordingen. Uit de stellingen van klager is daaromtrent echter niets op te maken.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 1 oktober 2015.

griffier    voorzitter