Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:83

Zaaknummer

16-078

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij over executie van vonnis kantonrechter kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 14 maart 2016

in de zaak 16-078

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement [naam] (hierna: de deken) van 29 januari 2016 met kenmerk RvT 15-0166, door de raad ontvangen op 1 februari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken (bijlagen 1. tot en met 12.).

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    De cliënt van verweerder heeft klager in rechte betrokken. In geschil was welk bedrag tot dat moment door klager aan de cliënt van verweerder op de geldleningsovereenkomst was afgelost.  

1.2    Op 18 augustus 2014 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden ten overstaan van de kantonrechter van Rechtbank [naam], locatie [plaats] (hierna: de kantonrechter).

1.3    Op 10 september 2014 heeft de kantonrechter vonnis gewezen, waarin onder meer is bepaald:

“4.5     [Klager] heeft zelf aangegeven dat hij gehouden is de geldlening volledig te hebben afgelost op 1 juni 2014. Vaststaat dat [klager] een bedrag heeft betaald van in ieder geval € 28.500,--, aldus is een achterstand ontstaan van thans € 1.500,--. Indien de betaling van nog eens € 500,- van 4 januari 2014 alsnog, zoals ter comparitie door [klager] is aangegeven, komt vast te staan, strekt deze in mindering op de betalingsverplichting en resteert € 1.000,-- ter finale aflossing van de lening. (…) Met inachtneming van het boven gestelde zal [klager] worden veroordeeld tot betaling van € 1.000,-- en € 500,-- (voorwaardelijk) wegens achterstand in de betalingsverplichting uit hoofde van de geldleningsovereenkomst. (…).

5.    De beslissing

De kantonrechter:

-    veroordeelt [klager] tegen bewijs van kwijting aan [cliënt verweerder] te betalen een bedrag van € 1.500,--;

-    veroordeelt [klager] tegen bewijs van kwijting aan [cliënt verweerder] te betalen de wettelijke rente over een bedrag van € 5.000,--, vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van algehele voldoening; (…)

-    verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

-    wijst het meer of anders gevorderde af.”

1.4    Na het vonnis is tussen partijen in geschil gebleven of de onder 4.5. vermelde betaling door klager van € 500,- daadwerkelijk had plaatsgevonden en of, daaruit volgend, namens de cliënt van verweerder het vonnis voor dat deel kon worden geëxecuteerd. Naar aanleiding van een door de deurwaarder aangekondigde executie of in het kader van een reeds ingezette executie, is de bedoelde € 500,- door klager, naar hij stelt voor een tweede keer, voldaan.

1.5    Bij brief van 28 april 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

een vonnis van de kantonrechter in volle omvang te laten executeren, wetende dat klager al voor vonniswijzing een deel daarvan had voldaan waardoor klager is geschaad.

3    VERWEER

Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de voorzitter hierna, voor zover relevant, zal ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2    Verweerder stelt niet betrokken te zijn geweest bij het instrueren van de deurwaarder en dat in verband met de opdracht aan de deurwaarder tot executie van het vonnis hem reeds daarom geen verwijt kan worden gemaakt. Volgens verweerder heeft zijn cliënt op eigen initiatief de deurwaarder de opdracht gegeven tot het nemen van executiemaatregelen en heeft verweerder daarover geen contact met de deurwaarder gehad. Dat het zo is gelopen wordt bevestigd door zijn cliënt in diens schriftelijke, door verweerder overgelegde, verklaring d.d. 16 juni 2015. Na de bespreking van de klacht en na ontvangst van het overzicht dat klager van de betalingen heeft opgesteld, heeft verweerder zijn cliënt geadviseerd zijn bankafschriften goed te controleren. Daarna heeft verweerder de deurwaarder, die het vonnis heeft geëxecuteerd laten weten dat het bedrag van € 500,- en de daaraan verbonden incassokosten, ten onrechte bij klager zijn geïnd.

4.3.    Op grond van hetgeen verweerder naar voren heeft gebracht, en wat hij met stukken heeft onderbouwd, en welke stukken als zodanig niet door klager zijn bestreden, valt niet  in te zien in welke zin verweerder in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 14 maart 2016.

griffier    voorzitter