Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:81

Zaaknummer

15-237

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Wanneer tijdens het intakegesprek een andere afspraak was gemaakt dan die verweerder in een e-mail aan klager heeft bevestigd dan was het aan klager om die afspraak te bewijzen.

Uitspraak

Beslissing van 8 februari 2016

in de zaak 15-237

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 24 augustus 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van12 februari 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 30 juli 2015 met kenmerk 15-0083, door de raad ontvangen op 31 juli 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 24 augustus 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 25 augustus 2015 verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 31 augustus 2015 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 december 2015, waar noch klager noch verweerder is verschenen.

Op verzoek van klager heeft de griffier in haar brief d.d. 27 oktober 2015 aan verweerder meegedeeld dat klager er zeer veel prijs op stelde dat verweerder persoonlijk naar de zitting zou komen dan wel dat verweerder nog inhoudelijk op het verzetschrift zou reageren. Klager en verweerder hebben ieder voorafgaand aan de zitting aan de raad bericht af te zien van verschijning.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 31 augustus 2015.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op, met dien verstande dat hij wel meent dat de feiten onvolledig zijn weergegeven.

3    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    Klager is van mening dat de voorzitter klachtonderdeel a in feitelijke zin niet heeft behandeld, doordat hij niet is ingegaan op de door klager tijdens het kennismakingsgesprek op 24 februari 2014 gemaakte mondelinge afspraak. Met zijn verzet wil hij bereiken dat hij en verweerder over die mondelinge afspraak worden gehoord.

3.2    Met betrekking tot klachtonderdeel b vraagt klager een uitspraak omtrent het gegeven dat verweerder tegen hem een vordering heeft ingesteld op basis van een non-existente overeenkomst.

3.3    Met betrekking tot klachtonderdeel c meent klager dat de voorzitter ten onrechte niet is ingegaan op het verwijt dat verweerders handelwijze niet te verenigen is met de van een advocaat te verwachten partijdigheid bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klachtonderdelen a en c terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond en klachtonderdeel b terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden.

4.2    Met betrekking tot de door klager aangevoerde gronden van zijn verzet overweegt de raad nog als volgt:

4.3    Wanneer tijdens het intakegesprek op 24 februari 2014 een andere afspraak was gemaakt dan die verweerder in zijn e-mail van 26 februari 2014 aan klager heeft bevestigd dan was het aan klager om die afspraak te bewijzen. Dat heeft hij niet gedaan.  De raad stelt - los van de vraag of hem dat had kunnen helpen – vast dat klager evenmin ter zitting is verschenen, en daarmee de kans onbenut heeft gelaten om eventueel nog nieuwe gezichtspunten naar voren te brengen. 

4.4    De raad vermag niet te zien dat sprake is geweest van een non-existente overeenkomst zoals klager in zijn verzetschrift heeft gesteld.

4.5    De raad vermag evenmin te zien waarom verweerders handelwijze bij de incasso van zijn vordering op klager niet te verenigen zou zijn met de van hem verwachte partijdigheid.

4.6    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. H. Dulack, P.J.F.M. de Kerf, L.A.M.J. Pütz en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 februari 2016.

Griffier    Voorzitter