Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:292

Zaaknummer

15-216

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 6 augustus 2015

in de zaak 15-216

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland van 14 juli 2015 met kenmerk K 15/16, door de raad ontvangen op 17 juli 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Bij brief van 13 januari 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.3    Verweerder is in 2014 opgetreden als advocaat van de voormalige verhuurder van de door klager gehuurde woning. Nadat er huurachterstand was ontstaan en verhuurder de woning had verkocht, heeft deze klager in kort geding gedagvaard tot ontruiming en betaling van de huurachterstand.

1.4    Bij de mondelinge behandeling van het kort geding op 30 april 2014 heeft klager de sleutels ingeleverd. Bij vonnis van 6 mei 2014 is klager veroordeeld om de woning ontruimd op te leveren en de achterstallige huur te betalen.

1.5    Op 8 mei 2014 heeft klager aan verweerder laten weten dat de WSNP op hem van toepassing was. De cliënt van verweerder heeft verweerder laten weten dat hij betwijfelde of klager de bewindvoerder wel correct zou hebben geïnformeerd over zijn vermogenspositie (klager zou betrokken zijn bij de exploitatie van een onderneming en verweerders cliënt had hem gesignaleerd in een dure auto). Verweerder heeft bij brief van 16 juni 2014 deze informatie ter kennis van de bewindvoerder gebracht.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder willens en wetens onjuiste informatie heeft verstrekt aan de bewindvoerder met het doel klager te stigmatiseren en te beschadigen teneinde daar zelf voordeel uit te halen. Zo heeft verweerder in strijd met de waarheid de bewindvoerder laten weten dat klager mogelijk eigenaar was van aandelen in de besloten vennootschap  B.I. B.V. (hierna: B.I.) en een kostbare auto bezit;

b)    verweerder geen gehoor heeft gegeven aan sommaties om de gewraakte handelwijze te staken en de onjuiste informatie te rectificeren.

3.    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Ad klachtonderdeel a)

3.1    Verweerder heeft de bewindvoerder op grond van de informatie van zijn cliënt laten weten dat klager in een kostbare auto rondreed. Verweerder heeft niet gezegd dat klager eigenaar was van die auto. Klager heeft niet ontkend dat hij gebruik maakt van een dergelijke auto. Ten aanzien van de betrokkenheid van klager bij B.I. heeft verweerder aangevoerd dat hij de desbetreffende informatie op 16 juni 2014 uit het handelsregister heeft gekregen. Klager stond daarin als bestuurder vermeld. Voorts bleek uit de informatie van de Kamer van Koophandel dat klager de bestuurder was van de aandeelhouder van B.I., de Stichting Administratiekantoor B.I.

Ad klachtonderdeel b)

3.2    Verweerder zag geen reden om de genoemde informatie niet aan de bewindvoerder te verstrekken.

4.    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het in dezen gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager, aan wie volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn/haar cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn/haar cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn.

Daarbij dient voorts in het oog te worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn/haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat deze cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen, waarbij hij de beide klachtonderdelen gezamenlijk behandelt omdat deze beiden betrekking hebben op de vermeende onjuiste informatieverstrekking.

4.2    De voorzitter stelt vast dat verweerder de bewindvoerder heeft meegedeeld dat klager aandeelhouder is van B.I. en dat hij in een dure auto rijdt. Voor zover de klacht inhoudt dat is meegedeeld dat klager eigenaar van een dergelijke auto is, is de klacht aldus op een onjuist uitgangspunt gebaseerd. Daarnaast is de juistheid van de mededeling dat hij in een dure auto rijdt, niet door klager weersproken. De verstrekte informatie over de onderneming was in zoverre correct, dat uit het handelsregister bleek dat klager bestuurder was van B.I. en van haar aandeelhouder. Dit rechtvaardigde dat verweerder klagers betrokkenheid bij B.I. in de door hem gekozen woorden bij de bewindvoerder aan de orde heeft gesteld. Of klager ook zelf als (indirect) aandeelhouder van B.I. (namelijk als certificaathouder) is aan te merken, is bij die stand van zaken van ondergeschikt belang, temeer daar het aan de bewindvoerder zelf was om de gegevens uit het handelsregister te beoordelen en daaraan jegens klager al dan niet gevolg te geven.

4.3    De cliënt van verweerder, als crediteur van klager, had er belang bij dat de bedoelde informatie aan de bewindvoerder werd doorgegeven. De bewindvoerder dient immers toe te zien op strikte naleving van de regels van de WSNP met het doel voor de crediteuren zoveel mogelijk actief te genereren  Verweerder heeft dan ook slechts de belangen van zijn cliënt behartigd door deze informatie aan de bewindvoerder door te geven, hetgeen zijn taak is als advocaat.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in beide onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 6 augustus 2015.

griffier    voorzitter