Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-06-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2018:168

Zaaknummer

18-293/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij waartegen klager een medische tuchtklacht heeft ingediend kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 27 juni 2018

in de zaak 18-293/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 12 april 2018 met kenmerk K277 2017 dk/sh, door de raad ontvangen op 19 april 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster heeft een arts ouderengeneeskunde (hierna: de arts) bijgestaan in een procedure voor het Medisch Tuchtcollege. De arts heeft de moeder van klager (onder meer) begeleid in haar stervensproces. De medische tuchtklacht tegen de arts is ingesteld door klager.

1.2    In het verweerschrift in de medische tuchtklacht heeft verweerster het volgende geschreven:

“(…) [Arts] begrijpt dat het zeer pijnlijk is om een ouder te moeten verliezen, maar het is in casu onterecht om dit [arts] te verwijten. (…)”

1.3    De medische tuchtklacht is op 8 november 2017 mondeling behandeld.

1.4    Bij brief van 14 december 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Verweerster heeft in het verweerschrift in de medische tuchtklacht geschreven dat de arts begrijpt dat het zeer pijnlijk is om een ouder te verliezen, maar dat het onterecht is om de arts daarvan een verwijt te maken. Volgens klager heeft verweerster gebruik gemaakt van “de drogreden van de persoonlijke aanval” en van “de drogreden van het onjuist oorzakelijk verband”. Verweerster heeft verder “direct op de man” gespeeld. Volgens klager heeft verweerster een verband gelegd “tussen twee zaken die misschien wel waar zijn maar waartussen geen oorzakelijk verband bestaat”. Volgens klager heeft verweerster zich bediend van bedrieglijke redeneringen en van een serie “aantoonbaar geschreven onwaarheden die gebruikt zijn om een publiek orgaan te bedriegen hetgeen mogelijk strafwaardig is”.

2.3    In zijn repliek van 12 januari 2018 heeft klager toegevoegd dat verweerster gebruik heeft gemaakt “van een niet op bekende feiten in elkaar gedraaide drogreden” dat klager de arts een verwijt zou maken van zijn verdriet. Klager stelt dat hij zijn medische tuchtklacht heeft onderbouwd en dat in het verweerschrift in de medische tuchtklacht “vele aantoonbare onwaarheden” zijn genoemd. Een en ander staat volgens klager los van zijn gemoedstoestand. Verweerster heeft in de medische tuchtklacht tot slot een onvolledige weergave van de feiten gegeven. Verweerster heeft door haar wijze van procesvoering in de medische tuchtklacht geprobeerd de belangen van klager te schaden.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft betwist dat zij klager persoonlijk heeft aangevallen in de medische tuchtklacht. Verweerster heeft verder ontkend dat zij gebruik heeft gemaakt van bedrieglijke redeneringen. Zij heeft de arts bijgestaan en namens hem verweer gevoerd op grond van de informatie die de arts haar heeft verstrekt. Verweerster heeft zich daarbij niet onnodig grievend uitgelaten over klager en evenmin heeft zij zonder redelijk doel de belangen van klager onredelijk of onevenredig geschaad.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt voorop dat in deze beslissing slechts de klacht zoals ingediend tegen verweerster aan de orde is en niet (ook) de klacht tegen de arts. De medische tuchtklacht is uitsluitend ter beoordeling van het Medisch Tuchtcollege.  

4.2    Bij de beoordeling deze klacht tegen de advocaat van de wederpartij geldt de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn of indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de eerste beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.3    Klager verwijt verweerster in de kern dat zij door de wijze waarop zij de arts heeft bijgestaan in de medische tuchtklacht en door de feiten en omstandigheden die zij in die procedure heeft aangevoerd de belangen van klager op onevenredige en onredelijke wijze en heeft geschaad. Hoewel dit op zijn weg lag heeft deze klacht tegen verweerster onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het is de voorzitter verder niet gebleken dat verweerster zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klager. De hiervoor in 1.2 bedoelde passage uit het verweerschrift in de medische tuchtklacht is in ieder geval niet onnodig grievend. Dit alles betekent dat de klacht kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 27 juni 2018.