Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:91

Zaaknummer

16-133

Inhoudsindicatie

Voorzitter oordeelt klacht over optreden advocaat wederpartij in echtscheidingsprocedure kennelijk ongegrond. Geen sprake van grievende uitlatingen of onterechte beschuldigingen.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

Van 12 april 2016

in de zaak 16-133

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken met bijlagen van de orde van advocaten in het arrondissement [naam] (hierna: de deken) van 12 februari 2016 met kenmerk RvT 15-0305/TR / FH, door de raad ontvangen op 15 februari 2016.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster heeft in de echtscheidingsprocedure de belangen van de voormalig partner van klaagster behartigd.

1.2    Bij ongedateerde brief, ingekomen op 2 oktober 2015, heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zich jegens klaagster agressief op te stellen tijdens de echtscheidingsprocedure, waardoor de omgang van klaagster met haar kinderen onmogelijk is gemaakt;

b)    onterechte beschuldigingen te uiten door klaagster ervan te beschuldigen dat zij niet zou willen meewerken aan de verkoop van de echtelijke woning;

c)    belangrijke informatie achter te houden, waaronder het feit dat de voormalig partner van klaagster financiële problemen heeft als gevolg van zijn alcoholmisbruik;

d)    onzorgvuldige informatie aan de rechtbank te verstrekken door klakkeloos mee te gaan in het beeld dat haar cliënt over klaagster heeft geschetst.

3    VERWEER

De voorzitter zal op het gemotiveerde verweer van verweerster, voor zover relevant, in het navolgende ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

ad klachtonderdeel a)

4.2    Naar het oordeel van de voorzitter heeft klaagster onvoldoende gesteld op welke wijze verweerster agressief jegens haar zou hebben opgetreden. Als partijdige belangenbehartiger van haar cliënt diende verweerster gedurende de echtscheidingsprocedure bepaalde - ook voor klaagster mogelijk gevoelige of pijnlijke - standpunten in te nemen. Dat verweerster daarmee de grenzen van de haar toekomende vrijheid, als advocaat van de wederpartij, heeft overschreden, is niet gebleken, temeer daar verweerster onweersproken heeft gesteld dat zij voortdurend rekening heeft gehouden met de emoties die spelen in dergelijke procedures. Mitsdien ontbreekt voor dit verwijt een voldoende feitelijke grondslag. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdeel b)

4.3    Uit het klachtdossier blijkt genoegzaam dat klaagster pas nadat zij daartoe was gedwongen door de rechter, wilde meewerken aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning en kennelijk daarvoor niet vrijwillig bereid was om daaraan haar medewerking te verlenen. Door dit standpunt namens haar cliënt in te nemen in de echtscheidingsprocedure heeft verweerster, gelet op de vrijheid die verweerster hierin heeft, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat sprake was van andere onterechte beschuldigingen van verweerster over klaagster is de voorzitter, bij gebreke van feiten of omstandigheden die dat onderbouwen, niet gebleken. Daarmee oordeelt de voorzitter ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

ad klachtonderdelen c) en d)

4.4    Dat verweerster belangrijke informatie zou hebben achtergehouden en onzorgvuldige informatie aan de rechtbank zou hebben verstrekt is de voorzitter, bij gebreke van feiten of omstandigheden die deze stellingen onderbouwen, niet gebleken. Indien de door klaagster genoemde persoonlijke situatie van de cliënt van verweerster relevant zou zijn geweest in het kader van de echtscheidingsprocedure, dan had het op de weg van de advocaat van klaagster gelegen om dat in de procedure in te brengen, niet op die van verweerster. Evenmin is gebleken dat verweerster ten onrechte zou zijn meegegaan in het beeld dat haar cliënt over klaagster zou hebben geschetst. Daartoe heeft klaagster geen feiten gesteld.

4.5    Nu voor deze beide klachtonderdelen een voldoende feitelijke grondslag ontbreekt, oordeelt de voorzitter deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. K.H.A. Heenk, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 12 april 2016.

griffier    voorzitter