Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:120

Zaaknummer

16-129/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Door verweerder is zonder voorafgaand overleg met klager als advocaat van de wederpartij confraternele correspondentie in het geding gebracht. Pas nadat hij daarop door klager was aangesproken heeft verweerder zich voor advies tot de deken gewend. Daarmee handelt verweerder in strijd met gedragsregel 12 . Verweerder had toestemming aan klager moeten vragen en bij het niet verlenen van die toestemming vooraf advies bij de deken moeten inwinnen.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 4 juli 2016

in de zaak 16-129/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerder

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief van 21 september 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.

1.2      Bij brief aan de raad van 12 februari 2016 met kenmerk K15-101 , door de raad ontvangen op 12 februari 2016 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 mei 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor bedoelde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen alsmede van de nagekomen brieven van klager van 15 en 20 april 2016, met de daarbij behorende bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerder heeft namens zijn cliënte op 17 september 2015 een dagvaarding in kort geding laten betekenen aan de cliënte van klager. Bij die dagvaarding was een aantal producties gevoegd. Eén van die producties betreft een brief van klager aan verweerder van 6 februari 2015. Klager heeft verweerder bij     e-mail van 18 september 2015 gewezen op het feit dat door hem confraternele correspondentie in het geding is gebracht zonder dat daarvoor toestemming aan klager is gevraagd. Klager heeft daarbij er op gewezen dat dit klachtwaardig is en verweerder verzocht om de betreffende brief uit de producties bij de uitgebrachte dagvaarding te verwijderen. Verweerder heeft per e-mail van 21 september 2015 gereageerd en daarbij te kennen gegeven het probleem niet te begrijpen, aangezien de betreffende brief van klager aan verweerder bijlage was bij een e-mail van de cliënte van verweerder aan de cliënten van klager, zodat deze onderdeel was van de rechtstreekse correspondentie tussen partijen. Bovendien had klager zelf in die brief het voorbehoud gemaakt om de betreffende brief in geding te brengen. Klager reageert nog bij e-mail van diezelfde dag en geeft te kennen dat het niet uitmaakt of de betreffende brief al dan niet een bijlage was bij correspondentie van de cliënt van verweerder aan de cliënt van klager aangezien het confraternele correspondentie blijft. Het door klager gemaakte voorbehoud in de brief maakt evenmin dat de brief daarmee het confraternele karakter verliest. Klager geeft verweerder nogmaals de keuze om de betreffende productie in te trekken, bij gebreke waarvan klager een klacht zal indienen.

2.2      Klager heeft zich vervolgens bij brief van 21 september 2015 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

3          KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder in strijd met regel 12 van de Gedragsregels 1992 confraternele correspondentie in het geding heeft gebracht zonder toestemming van klager of een advies van de deken.

 

4          VERWEER

Verweerder erkent dat zonder toestemming van klager confraternele correspondentie in het geding is gebracht. Verweerder geeft aan dat dit per abuis is geschied aangezien de betreffende brief een bijlage was bij een            e-mail van de cliënte van verweerder aan de cliënten van klager. Verweerder geeft daarnaast aan dat hij, toen klager hem op de betreffende kwestie wees, nog heeft geprobeerd om toestemming van klager te krijgen, omdat in die brief een afspraak is neergelegd. Onmiddellijk na de klacht van klager heeft verweerder de deken verzocht alsnog toestemming te verlenen om de brief in geding te brengen, maar op dat verzoek ontving verweerder pas een reactie nadat het kort geding al had plaatsgevonden.

 

5          BEOORDELING

5.1      De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2      Regel 12 Gedragsregels 1992 schrijft voor dat in rechte geen beroep mag worden gedaan op confraternele correspondentie, tenzij het belang van de cliënt dat bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij. Voorts is bepaald dat, indien het overleg tussen advocaten niet tot een oplossing leidt, het advies van de deken dient te worden ingewonnen voordat in rechte een beroep op confraternele correspondentie wordt gedaan.

5.3      Uit de in het geding gebrachte stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat de dagvaarding in kort geding op 17 september 2015 is betekend aan de cliënten van klager. Bij die dagvaarding is een brief van klager aan verweerder van 6 februari 2015 als productie gevoegd. Daarmee heeft verweerder  confraternele correspondentie tussen hem en klager in het geding gebracht. Aangezien voorts vast staat dat verweerder vooraf geen toestemming aan klager heeft verzocht, heeft verweerder in strijd met de regel 12  gehandeld. Dat in de brief van klager het door verweerder aangehaalde voorbehoud staat, doet daaraan niet af, aangezien een dergelijk voorbehoud niet het confraternele karakter aan de brief ontneemt.

5.4      Het feit dat verweerder op 22 september 2015 de deken alsnog om advies heeft gevraagd, maakt dit evenmin anders. Het beroep in rechte op de confraternele correspondentie was toen immers al gedaan, zodat verweerder niet heeft voldaan aan de vereisten van regel 12 om voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij te voeren en, indien dat overleg niet tot overeenstemming leidt, voorafgaand advies van de deken te vragen.

5.5      Gebleken is dat klager verweerder tot tweemaal toe de kans heeft geboden om de confraternele correspondentie te verwijderen uit de producties bij de dagvaarding. Verweerder is daartoe niet overgegaan. Verweerder heeft immers eerst aan klager te kennen gegeven niet in te zien waarom hij dat zou moeten doen. Daarnaast heeft verweerder gesteld dat hij heeft getracht zijn fout te repareren door achteraf advies bij de deken in te winnen. Dat is echter niet in overeenstemming met hetgeen regel 12 beoogt.. De door verweerder ingenomen stellingen getuigen dan ook van een gebrek aan inzicht in de aard, strekking en inhoud van regel 12. Dit oordeel wordt bevestigd door de uitlating van verweerder ter zitting dat een vastlegging van gemaakte afspraken in confraternele zonder toestemming van de advocaat van de wederpartij in het geding mag worden gebracht alsmede uit de door verweerder erkende stelling van klager dat verweerder ook in een andere procedure tussen de cliënten van partijen de betreffende brief in geding heeft gebracht.

5.6      Gelet op het voorgaande is de raad dan ook van oordeel dat door verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. De klacht is gegrond.

 

6.        MAATREGEL

          Gelet op de aard en ernst van de verweten gedraging zal aan verweerder de maatregel van waarschuwing worden opgelegd.

 

7        GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

 

7.2.    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten.

 

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-           verklaart de klacht gegrond;

-           legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-           veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

-           veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 50 aan klager;

-           veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts , voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel en A.L.W.G. Houtakkers , leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016.

 

 

 

Griffier                                                                                                           Voorzitter

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2016

verzonden aan:

-  klager

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

rechtsmiddel

 

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-  verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.            Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl