Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:144

Zaaknummer

15-547/DH/DH

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft niet op eigen initiatief en niet tijdig met klager gecommuniceerd. Voorts heeft verweerder voor zijn werkzaamheden om een vergoeding gevraagd, terwijl aan klager een toevoeging was verstrekt. Deze klachtonderdelen zijn gegrond. De raad kan wat het laatste klachtonderdeel betreft op basis van de stukken niet de gegrondheid van het verwijt dat verweerder onder druk van de advocaat van de wederpartij deze wederpartij zou hebben geholpen vaststellen, zodat dit laatste klachtoderdeel ongegrond is. Maatregel: berisping. Veroordeling in griffierecht t.b.v. klager en kostenveroordeling t.b.v. NOvA.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 4 juli 2016 in de zaak 15-547/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brieven  van 11 april 2015 en 22 april 2015, per e-mail van 24 april 2015 en bij brief van 8 mei 2015 met bijlagen heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 november 2015 met kenmerk K124 2015 dk/ksl, door de raad ontvangen op 10 november 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 mei 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder heeft klager als advocaat bijgestaan in een aantal procedures.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder informatie voor klager heeft achtergehouden (a), niet met klager heeft willen communiceren (b), ondanks dat aan klager een toevoeging was verstrekt geld van klager heeft geëist om door te gaan (c) en onder druk van de advocaat van de wederpartij de wederpartij heeft geholpen (d).

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a) en b)

5.1    De klachtonderdelen a en b lenen zich voor gezamenlijk bespreking.

5.2    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder eerst nadat hij daarom (herhaaldelijk) gevraagd was, klager op de hoogte bracht van rolberichten en aan klager afschrift van de processtukken heeft toegezonden. Het had op zijn weg gelegen dat laatste steeds op eigen initiatief en direct na indiening c.q. ontvangst te doen en daarover, èn over de stand van de procedure, ook steeds op eigen initiatief tijdig en adequaat met klager te communiceren. De raad acht deze beide klachtonderdelen dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.3    Vast staat, dat aan klager een toevoeging was verstrekt. In een dergelijk geval is het de advocaat niet toegestaan voor zijn werkzaamheden een vergoeding te vragen. Ook niet indien al op voorhand aannemelijk is dat de toevoeging op een later moment door de Raad voor Rechtsbijstand zal worden ingetrokken. Het is niet de advocaat maar de Raad voor Rechtsbijstand die daarover beslist en tot het moment van intrekking verricht de advocaat zijn werkzaamheden op basis van de toevoeging. Na intrekking van de toevoeging kan de advocaat – mits hij dat uitdrukkelijk is overeengekomen – alsnog zijn uurtarief bij de cliënt in rekening brengen. Door al op voorhand en terwijl er een toevoeging was verleend een vergoeding voor zijn werkzaamheden van klager te verlangen, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager gehandeld. Klachtonderdeel c is mitsdien gegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.4    Met het vierde en laatste klachtonderdeel verwijt klager verweerder dat hij onder druk van de advocaat van de wederpartij deze wederpartij zou hebben geholpen. Verweerder heeft dit gemotiveerd betwist. Op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting kan de raad de gegrondheid van dit verwijt niet vaststellen. Klager heeft dat in het licht van het gevoerde verweer niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Dit klachtonderdeel acht de raad derhalve ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Alles overziend en mede in aanmerking genomen het tuchtrechtelijke verleden van verweerder, acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1.    Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, zal verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem dienen te vergoeden.

7.2     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,- en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen a, b en c gegrond;

-    verklaart klachtonderdeel d ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, T. Hordijk, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2016 verzonden.