Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-07-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:150
Zaaknummer
15-461/DH/RO
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft zijn cliënt niet geïnformeerd over de nieuwe zittingsdatum en is zelf niet bij deze zitting aanwezig geweest. Deze handelwijze is in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij behoort te behartigen. De klacht is gegrond. Maatregel: waarschuwing. Kostenveroordeling t.b.v. klager en de NOvA.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 4 juli 2016
in de zaak 15-461/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 22 april 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 13 oktober 2015 met kenmerk R 2015/94 edl, door de raad ontvangen op 14 oktober 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 mei 2016 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door [gemachtigde] en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 t/m 6.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure.
2.2 Op 30 juni 2014 heeft de advocaat van de ex-echtgenote van klager een verzoekschrift tot het verkrijgen van voorlopige voorzieningen betreffende de minderjarige kinderen ingediend.
2.3 De rechtbank heeft vervolgens de zitting bepaald op 23 juli 2014.
2.4 Bij e-mail van 15 juli 2014 heeft verweerder klager bericht dat deze zitting geen doorgang zou vinden, omdat hij die dag verhinderd was. Hij heeft aangegeven dat hij klager over de nieuwe datum van de zitting zou berichten.
2.5 Pas na 30 juli 2014 heeft klager te horen gekregen dat op 30 juli 2014 de zitting had plaatsgevonden. Klager noch verweerder zijn bij deze zitting aanwezig geweest.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
a) klager niet heeft laten weten dat de zitting inzake de voorlopige voorzieningen op 30 juli 2014 zou plaatsvinden, waardoor klager hierbij niet aanwezig heeft kunnen zijn;
b) niet bij genoemde zitting aanwezig is geweest.
3.2 Voorts heeft klager een vergoeding verzocht van de door hem geleden schade. Klager heeft gesteld dat hij door de reactie van zijn kinderen op zijn afwezigheid en die van zijn advocaat depressief is geraakt. Hierdoor heeft hij zijn bedrijf als ZZP-er moeten staken en is hij financieel in de problemen gekomen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft beaamd dat hij klager niet tijdig heeft geïnformeerd over de nieuwe zittingsdatum en dat hij niet aanwezig is geweest bij de zitting. De nieuwe oproep was enkel in het griffievakje van verweerder gelegd, welk vakje verweerder vanwege zijn vakantie niet tijdig heeft geleegd.
4.2 Verweerder voegt hier aan toe dat een eenzijdige oproeping van de rechtbank via het griffievakje (met moderne communicatiemiddelen als de e-mail) niet als een behoorlijke oproeping kan worden gezien en dat de rechtbank klager op zijn minst ook rechtstreeks had moeten informeren. Bovendien had de rechtbank hem moeten bellen, toen hij ter zitting niet verscheen.
5 BEOORDELING
5.1 Vaststaat dat verweerder klager mondeling, noch schriftelijk heeft geïnformeerd over de nieuwe zittingsdatum ondanks het feit dat de oproep in zijn griffievakje gelegd was. Verweerder heeft zijn griffievakje echter niet tijdig voor 30 juli 2014 geleegd. Voorts staat vast dat verweerder tijdens deze zitting niet aanwezig is geweest. Deze handelwijze is in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij behoort te behartigen. De klacht is dan ook gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Bij de bepaling van de maatregel laat de raad de aard en de ernst van het klachtwaardige gedrag en de omstandigheden waaronder het heeft plaatsgevonden meewegen.
6.2 In het onderhavige geval weegt de raad voorts mee dat verweerder zowel in zijn schriftelijke verweer als ter zitting weliswaar zijn fout heeft toegegeven, maar vervolgens ten onrechte de schuld vooral legt bij de griffie van de rechtbank.
6.3 Dit alles afwegende acht de raad het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden.
6.4 Met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding overweegt de raad dat een dergelijk verzoek slechts aan de orde kan komen in verband met het (zich hier niet voordoende geval van) opleggen van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk opgelegde maatregel.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.
7.2 De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25 aan reiskosten.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer “15-461/DH/RO”.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 25 aan klager;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M.F. Laning, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2016 verzonden aan: