Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-07-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:138
Zaaknummer
16-086/DH/RO
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Met betrekking tot de verschillende onderdelen van de klacht merkt de raad op dat het gemotiveerde verweer van verweerster recht tegenover het gemotiveerde standpunt van klager staat. Doordat onderhavige tuchtrechtelijke procedure niet bedoeld is en niet ingericht is om in zo’n geval vast te stellen welke partij het juiste standpunt heeft ingenomen, kan de raad slechts beoordelen of verweerster onder de maat en tegen de gerechtvaardigde belangen van klager in heeft gehandeld. De raad heeft dat niet kunnen vaststellen, waarmee de klacht ongegrond is.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 4 juli 2016
in de zaak 16-086/DH/RO
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 29 juni 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 25 januari 2016 met kenmerk R 2016/09 cij, door de raad ontvangen op 26 januari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 juni 2016 in aanwezigheid van verweerster. Klager is, hoewel daartoe naar behoren opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 7 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in de eerste aanleg van een strafzaak.
2.2 Op 13 juli 2013 heeft de behandeling ter terechtzitting plaatsgevonden bij de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht.
2.3 Bij vonnis van die rechtbank van 30 juli 2013 is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren. In paragraaf 7.3 van dit vonnis overweegt de rechtbank dat zij in strafverhogende zin rekening houdt met de planmatigheid waarmee de delicten zijn uitgevoerd, alsmede het gebrek aan erkenning van zijn rol en inzicht van klager in de problematiek die aan de bewezenverklaarde delicten ten grondslag ligt. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de slachtoffers zich, vanuit hun functie, in een positie bevonden waarin zij zich – ondanks eerdere dreigementen van de zijde van klager – niet konden onttrekken aan het contact met klager en van het uiteindelijk tegen hen gepleegde geweld, hetgeen de rechtbank strafverzwarend acht. Bovendien heeft de rechtbank in strafverhogende zin meegewogen dat het slachtoffer mogelijk blijvend beperkt zal blijven in zijn lichamelijke activiteiten. Ten slotte heeft de rechtbank overwogen dat de maatschappij zo lang mogelijk tegen klager beschermd dient te worden, aangezien de kans op herhaling groot wordt geacht.
2.4 Klager is in hoger beroep gegaan van voornoemd vonnis en heeft zich in dat kader tot een andere advocaat gewend.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij klager niet goed heeft bijgestaan in zijn strafzaak.
3.2 Meer specifiek heeft klager gesteld dat:
a) “de belastingstukken” door het slachtoffer zelf zijn ingediend en dat deze niet, zoals het slachtoffer stelt, van de chirurg afkomstig zijn;
b) verweerster zijn verzoeken om informatie van het ziekenhuis over het slachtoffer heeft genegeerd;
c) tijdens de terechtzitting van 13 juli 2013 een 3D-beeldscene is afgespeeld die hij nog niet kende, maar verweerster wel;
d) het psychiatrisch rapport pas één dag voor de zitting werd ingediend, waardoor hij zich hiertegen niet kon verdedigen en bovendien is iedere verdediging van verweerster ook uitgebleven.
3.3 Volgens klager is hem hierdoor een twee jaren hogere gevangenisstraf opgelegd dan door de officier van justitie ter terechtzitting was gevorderd.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft aangegeven dat zij voorafgaand aan de veroordeling, maar ook daarna herhaaldelijk met klager heeft gesproken over het feit dat zijn houding en uitlatingen tijdens de verhoren en de zitting hebben bijgedragen aan de hoogte van de veroordeling. Verweerster heeft bepleit dat de veroordeling niet aan enig handelen of nalaten van haar zijde is toe te rekenen en heeft betwist nalatig te zijn geweest in haar bijstand aan klager.
4.2 Met betrekking tot de verzoeken om informatie van het ziekenhuis heeft verweerster bepleit dat zij klager hieromtrent heeft geadviseerd en dat hij haar advies heeft opgevolgd.
4.3 Wat de getoonde 3D-beeldscene betreft heeft verweerster betwist dat zij bekend was met informatie die klager niet kende en heeft zij gesteld dat zij deze beelden met klager heeft besproken.
4.4 Ten slotte heeft verweerster betwist dat klager haar een verzoek zou hebben gedaan om uitstel van de zitting in verband met het psychiatrische rapport.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht van klager ziet op het handelen van verweerster als advocaat van klager. Voor de beoordeling van de klacht is van belang of verweerster heeft gehandeld of nagelaten in strijd met de zorg die zij als advocaat ten opzichte van haar cliënt behoort te betrachten.
5.2 Met betrekking tot de verschillende onderdelen van de klacht merkt de raad op dat het gemotiveerde verweer van verweerster recht tegenover het gemotiveerde standpunt van klager staat. Doordat onderhavige tuchtrechtelijke procedure niet bedoeld is en niet ingericht is om in zo’n geval vast te stellen welke partij het juiste standpunt heeft ingenomen, kan de raad slechts beoordelen of verweerster onder de maat en tegen de gerechtvaardigde belangen van klager in heeft gehandeld. De raad heeft dat niet kunnen vaststellen, waarmee de klacht ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs M.F. Laning, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2016 verzonden.