Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:142

Zaaknummer

15-229/DH/MH

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. De door klager verweten gedragingen vallen alle onder de vrijheid die verweerder als advocaat van de wederpartij heeft. De door verweerder betrokken stellingen zijn door hem voorzien van een onderbouwing en geplaatst in een context. Er kan dan ook niet geconcludeerd worden dat verweerder de stellingen als nodeloos of irrelevant achterwege had moeten laten. Ook is niet gebleken dat verweerder buiten de grenzen van het betamelijke is getreden. Het lag in de betreffende procedure op de weg van (de advocaat van) klager om de stellingen van de cliënt van verweerder gemotiveerd te weerspreken. Hiervoor leent zich ook de civiele procedure en niet de tuchtrechtprocedure. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 4 juli 2016

in de zaak 15-229/DH/MH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 september 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 13 januari 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 22 juni 2015 met kenmerk RvT 15-0022/TRC/ml, door de raad ontvangen op 17 juli 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 8 september 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 september 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 7 oktober 2015, door de raad ontvangen op 8 oktober 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 mei 2016 in aanwezigheid van verweerder. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 7 oktober 2015, de fax met bijlagen van verweerder van 7 januari 2016 en een e-mail met bijlage van verweerder d.d. 22 mei 2016.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    De broer van verweerder is executeur in de nalatenschap van de moeder van klager.

2.2    Rond deze nalatenschap zijn diverse procedures gevoerd.

2.3    Klager vordert in een procedure voor de Rechtbank Amsterdam, team kanton, van de broer van verweerder terugbetaling van een bedrag van € 2.860,- plus kosten.

2.4    Verweerder behartigt in deze procedure de belangen van zijn broer.

2.5    Op 5 januari 2015 heeft verweerder in deze procedure een conclusie van antwoord genomen die de aanleiding vormt voor onderhavige klacht.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in een conclusie van antwoord van 5 januari 2015:

a)    klager neerzet als een veroorzaker van emotionele last bij andere erfgenamen;

b)    stelt dat klager veelal procedeert op basis van een toevoeging terwijl hij de beschikking heeft over pensioen en over vermogen in het buitenland;

c)    stelt dat klager in zeven instanties een declaratiegeschil aanhangig heeft gemaakt;

d)    klager ervan beschuldigt dat hij onnodig maatschappelijk kosten maakt;

e)    beweert dat klager in alle procedures tegen zijn broer niet-ontvankelijk is verklaard of dat al zijn vorderingen ongegrond zijn bevonden.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft bevonden. Volgens klager is er voldoende bewijs voor de gestelde verwijten en is er sprake van nodeloos grievende uitlatingen.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, T. Hordijk, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2016 verzonden.