Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-07-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:140

Zaaknummer

15-185/DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Het eerste klachtonderdeel mist feitelijke grondslag. Wat het tweede klachtonderdeel betreft is niet uit de stukken gebleken dat verweerster heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. En met betrekking tot het derde klachtonderdeel kan de raad op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet vaststellen dat verweerster de vrijheid die zij heeft als advocaat van de wederpartij op enigerlei wijze heeft overschreden. De raad verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 4 juli 2016 in de zaak 15-185/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 6 maart 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 7 juli 2015 met kenmerk R 2015/61, door de raad ontvangen op 8 juli 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 mei 2016 in aanwezigheid van klaagster, haar gemachtigde [gemachtigde] en verweerster.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet, alsmede van de brief van klaagster van 30 mei 2016 en de daarbij gevoegde bijlagen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster heeft een affectieve relatie gehad met de heer S. Uit deze relatie is op 29 augustus 2010 dochter Z. geboren.

2.2    Klaagster en de heer S. hebben (onder andere) een geschil over de omgang van de heer S. met Z, in welk kader diverse rechtszaken hebben plaatsgevonden.

2.3    In alle rechtszaken wordt/werd de heer S. bijgestaan door verweerster.

2.4    In de beschikking van de rechtbank Amsterdam d.d. 5 maart 2014 is een nieuwe omgangsregeling tussen de heer S. en Z. vastgesteld en is aan de nakoming hiervan een dwangsom verbonden. Verweerster heeft executiemaatregelen getroffen.

2.5    Op 10 oktober 2014 heeft de heer S. bij de huisarts van Z. informatie over Z. opgevraagd en daarbij – voor zover van belang – het volgende geschreven:

“In dat verband is ook relevant te vermelden dat de moeder zich van de ene op de andere dag heeft uitgeschreven bij de gemeente Amsterdam, met Z., met de mededeling dat zij naar het buitenland zou zijn vertrokken.”

2.6    De hiervoor bedoelde brief is op briefpapier van verweerster afgedrukt, maar ondertekend door de heer S.

2.7    Bij brief van 15 oktober 2014 heeft verweerster de huisarts van Z. laten weten het verzoek van de heer S. om informatie te onderschrijven en heeft zij aangekondigd de dag erna telefonisch contact op te nemen. Zij heeft dat ook gedaan. Tijdens dit telefoongesprek heeft verweerster aan de huisarts te kennen geven dat haast geboden was omdat het ging om de verblijfplaats van het kind.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    Zij in haar brief aan de huisarts heeft aangegeven dat sprake is van kinderontvoering, als gevolg waarvan zij de huisarts bewust onjuist heeft geïnformeerd;

b)    Zij heeft getracht de huisarts, mede door ‘listige kunstgrepen’ te misleiden door toe te staan dat de heer S. een brief verzond op haar briefpapier en getracht de huisarts te intimideren;

c)    Zij tijdens het nemen van executiemaatregelen niet de nodige nauwgezetheid en zorgvuldigheid heeft betracht door ten onrechte de deurwaarder te berichten niet over het adres van klaagster te beschikken en geen redelijke termijn te hanteren.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2    De klacht van klaagster richt zich tegen de advocaat wederpartij.

5.3    Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

Ad klachtonderdeel a)

5.4    Ten aanzien van klachtonderdeel a is in het onderhavige geval noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerster de hiervoor bedoelde haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Anders dan klaagster stelt rept verweerster in de door haar aan de huisarts van Z. gestuurde brief niet van kinderontvoering. Dit klachtonderdeel ontbeert derhalve feitelijke grondslag en is naar het oordeel van de raad ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5    Dit klachtonderdeel betreft het optreden van verweerster jegens de huisarts van Z. Het klachtrecht op basis van de Advocatenwet is bedoeld voor diegene die door een handelen of nalaten van de advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang is of kan worden getroffen. Naar het oordeel van de raad heeft klaagster een afgeleid belang dat voldoende zwaarwegend is om haar in dit klachtonderdeel te kunnen ontvangen.

5.6    Wat betreft klachtonderdeel b is naar het oordeel van de raad echter evenmin uit de stukken of anderszins gebleken dat verweerster heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dat de brief van de heer S. op het briefpapier van verweerster is afgedrukt, was een vergissing – die ook onmiddellijk aan de huisarts kenbaar is gemaakt. Voor wat betreft de gestelde intimidatie van de huisarts geldt dat verweerster die gemotiveerd betwist. De zich in het dossier bevindende stukken zijn naar het oordeel van de raad onvoldoende om op basis daarvan tot gegrondheid van dit klachtonderdeel te concluderen.

Ad klachtonderdeel c)

5.7    Klaagster verwijt verweerster tot slot dat zij tijdens het nemen van executiemaatregelen niet de nodige nauwgezetheid en zorgvuldigheid heeft betracht. Verweerster bestrijdt dat gemotiveerd. De raad kan op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet vaststellen dat verweerster de vrijheid die zij heeft als advocaat van de wederpartij op dit punt op enigerlei wijze heeft overschreden. Het stond haar vrij voor haar cliënte verbeurde dwangsommen te innen en zij heeft gemotiveerd aangevoerd niet bekend te zijn geweest met het adres van klaagster. Ook dit klachtonderdeel acht de raad derhalve ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, T. Hordijk, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 juli 2016.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 juli 2016 verzonden.