Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-02-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:94
Zaaknummer
15-341
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. Aan klager moet worden toegegeven dat de voorzitter inderdaad uit is gegaan van een onjuiste datum van indiening van de klacht. Anders dan klager ziet de raad daarin niet een blijk van desinteresse en vooringenomenheid maar als een kennelijke vergissing die hierbij wordt hersteld. De raad zal het verzet beoordelen met inachtneming van de nieuwe Advocatenwet. De raad stelt voorts vast dat het voor de inhoudelijke beoordeling van de onderhavige klacht overigens geen verschil maakt of de oude of de nieuwe Advocatenwet van toepassing is. Om die reden kan de procedure worden voortgezet in de staat waarin deze zich bevindt.
Uitspraak
Beslissing van 8 februari 2016
in de zaak 15-341
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 30 september 2015 op de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van10 maart 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 4 september 2015 met kenmerk 15-0104, door de raad ontvangen op 7 september 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 30 september 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 september 2015 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 12 oktober 2015, door de raad ontvangen op 13 oktober 2015, heeft klager tijdig verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 december 2015 in aanwezigheid van verweerder, bijgestaan door zijn kantoorgenoot mr. [P]. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 12 oktober 2015.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
3.1 De voorzitter is eraan voorbij gegaan dat verweerder, waar hij heeft verklaard dat hij bij de vermeende bedreiging door klager aan het adres van de heer [V] aanwezig is geweest, dat niet namens zijn cliënt maar op eigen titel heeft verklaard.
3.2 Volgens klager heeft de voorzitter het verweerschrift van verweerder op het punt van de uitleg van de koopovereenkomst niet goed gelezen.
3.3 De voorzitter heeft ten onrechte aangenomen dat de klacht vóór 1 januari 2015 is ingediend. Dat was echter 10 maart 2015. Niet de oude maar de nieuwe sedert 1 januari 2015 geldende Advocatenwet is dus van toepassing. De voorzitter heeft daarmee blijk gegeven van een grote mate van desinteresse en vooringenomenheid.
4 BEOORDELING
4.1 Aan klager moet worden toegegeven dat de voorzitter inderdaad uit is gegaan van een onjuiste datum van indiening van de klacht. Anders dan klager ziet de raad daarin niet een blijk van desinteresse en vooringenomenheid maar als een kennelijke vergissing die hierbij wordt hersteld. De raad zal het verzet beoordelen met inachtneming van de nieuwe Advocatenwet.
4.2 De raad stelt vast dat het voor de inhoudelijke beoordeling van de onderhavige klacht overigens geen verschil maakt of de oude of de nieuwe Advocatenwet van toepassing is. Om die reden kan de procedure worden voortgezet in de staat waarin deze zich bevindt.
4.3 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel a overweegt de raad nog aanvullend dat blijkens de toelichting van verweerder ter zitting van de raad de bedreiging die verweerder zegt te hebben waargenomen plaats zou hebben gevonden direct na de behandeling van het hoger beroep faillietverklaring op 13 oktober 2014. Het stond verweerder vrij om de rechter ter gelegenheid van het voorlopig getuigenverhoor op 4 december 2014 te vragen of in de plaats van de heer [V] de heer [S] als vertegenwoordiger van de vennootschap aanwezig mocht zijn, alsmede of [S] in afwijking van de volgorde die eerder was afgesproken als eerste als getuige kon worden gehoord. Dat deze verzoeken door de rechter niet zijn gehonoreerd, impliceert niet dat verweerder deze verzoeken niet zou hebben mogen doen.
4.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. H. Dulack, P.J.F.M. de Kerf, L.A.M.J. Pütz en A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 februari 2016.
Griffier Voorzitter