Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-09-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:296

Zaaknummer

15-341

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht advocaat wederpartij. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 28 september 2015

in de zaak 15-341

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van 4 september 2015 van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  van Midden-Nederland met kenmerk RvT 15-0104, door de raad ontvangen op 7 september 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Bij brief van 10 maart 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.3    Op verzoek van FGH Bank N.V. (FGH) is klager in september 2014 failliet verklaard. Het hoger beroep is behandeld op 13 oktober 2014.

1.4    Verweerder heeft de wederpartij van klager bijgestaan in zijn geschil met de FGH.  Klager werd bijgestaan door mr. L. In de procedure tegen FGH heeft een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden op 4 december 2014 dat is voortgezet op 3 maart 2015.

1.5    Verweerder wilde de heer S. (medewerker van FGH) het getuigenverhoor op 3 maart 2015 laten bijwonen, waartegen de advocaat van klager bezwaar heeft gemaakt omdat deze getuige op 8 april 2015 zelf als getuige zou worden gehoord. Volgens verweerder wilde een andere medewerker van FGH, de heer V., na het eerdere verhoor op 4 december 2014 niet meer bij het getuigenverhoor aanwezig zijn omdat hij door klager zou zijn bedreigd. Deze bedreiging is door klager betwist.

1.6    Voorts heeft klager voorafgaand aan het faillissement een aantal panden verkocht. Het koopcontract van 28 maart 2014 bevat onder artikel 3 - mededelingsplicht – de zinsnede “Koper is in onderhandeling geweest met de bank”.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder een toekomstige getuige een getuigenverhoor heeft willen laten bijwonen met als reden dat klager een andere betrokkene zou hebben bedreigd, zodat deze niet bij het verhoor aanwezig wilde zijn. Van bedreiging is bovendien in het geheel geen sprake geweest; dit is een onterechte beschuldiging.

b)    verweerder de in 1.6 geciteerde zinsnede uit de koopovereenkomst op verschillende wijzen heeft uitgelegd. Zo heeft verweerder enerzijds gesteld dat de bank met kopers heeft onderhandeld over de financiering, hetgeen onjuist is, terwijl hij anderzijds heeft gesteld dat niet de bank maar klager met kopers zou hebben onderhandeld over de koopprijs, wat het contract nu juist tegenspreekt.

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klachtonderdelen aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    Allereerst heeft de voorzitter de ontvankelijkheid te beoordelen, nu verweerder heeft aangevoerd dat klager geen persoonlijk belang heeft. De voorzitter volgt verweerder daarin niet. Klager is partij in de procedure waarin het voorlopig getuigenverhoor heeft plaats gevonden en waarop de onderhavige klachtzaak betrekking heeft. Als zodanig heeft klager belang bij deze klachtzaak.  De voorzitter is dan ook van oordeel dat klager ontvankelijk is in zijn klacht.

Ad klachtonderdeel a)

4.3    Het staat verweerder vrij om een vertegenwoordiger van zijn cliënt mee te nemen naar het getuigenverhoor, ook als die vertegenwoordiger nog als getuige gehoord gaat worden. Het is dan echter goed gebruik dat die vertegenwoordiger eerst als getuige wordt gehoord. In ieder geval dient vermeden te worden dat een toekomstige getuige het verhoor van andere getuigen bijwoont. Voor het overige mag hij als vertegenwoordiger van de procespartij wel bij de zitting aanwezig zijn, bijvoorbeeld bij het overleg met de rechter over het verdere procesverloop. Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verweerder deze handelwijze niet heeft gerespecteerd.

4.4    De mededeling van verweerder dat de heer V. te kennen heeft gegeven dat hij door klager is bedreigd betreft de inhoud van een mededeling van de heer V. Verweerder mag, als advocaat van de wederpartij van klager, dat standpunt verwoorden en behoeft in beginsel niet de juistheid van een dergelijke mededeling te verifiëren. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.5    Dit klachtonderdeel heeft betrekking op de uitleg van art 3 van de onder 1.6 genoemde koopovereenkomst. Artikel 3 is voor meerderlei uitleg vatbaar omdat daarin niet staat vermeld waar de onderhandelingen betrekking op hebben gehad. De voorzitter stelt vast dat verweerder namens zijn cliënt de overeenkomst heeft uitgelegd in die zin dat hij heeft aangegeven dat de onderhandelingen geen betrekking hadden op de koopprijs maar op de aflossing voor royement van de financieringsovereenkomst. Verweerder mocht in die omstandigheden de uitleg van zijn cliënt verwoorden. Dat klager daarover een andere mening heeft betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar onwaarheid spreekt. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in al haar onderdelen, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 28 september 2015.

griffier    voorzitter