Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-03-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:143
Zaaknummer
16-049
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Klager heeft een klacht ingediend tegen de cliënt van verweerster bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege. Klager beklaagt zich over het feit dat verweerster hem vals heeft beschuldigd tijdens de mondelinge behandeling bij het Regionaal Tuchtcollege.
Inhoudsindicatie
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 9 maart 2016
in de zaak 16-049
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 22 januari 2016 met kenmerk 15-0212, door de raad ontvangen op 25 januari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klager is in de periode 2008 – 2012 behandeld in de medische kliniek X wegens al vele jaren bestaande schouderklachten. In die periode is klager vier keer geopereerd. De behandeling heeft geen succes gehad. Klagers klachten zijn verergerd. Klager was ontevreden over de medische behandeling in de kliniek en met name over één van de orthopedisch chirurgen, de heer Y, die hem drie keer heeft geopereerd.
1.2 Klager heeft zich bij de onafhankelijke klachtencommissie van de kliniek beklaagd over de behandeling en over de handelwijze van orthopedisch chirurg de heer Y. Een deel van deze klachten is gegrond verklaard. Tevens is door de klachtencommissie een aantal aanbevelingen gedaan.
1.3 Op 1 maart 2013 is klager uitgenodigd voor een gesprek met de directeur en de klachtenfunctionaris van de kliniek om te praten over de adviezen die gegeven zijn door de onafhankelijke klachtencommissie. Dit gesprek had voor klager geen bevredigende uitkomst.
1.4 Klager heeft op 15 november 2013 een klacht tegen orthopedisch chirurg Y ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege. In deze procedure heeft verweerster de heer Y bijgestaan.
1.5 Op 28 mei 2014 heeft de mondelinge behandeling van de klacht bij het Regionaal Tuchtcollege plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van die zitting blijkt dat de cliënt van verweerster het volgende heeft verklaard: “Ik zie een enigszins verwarde geest die mij publiekelijk te schande maakt. Klager mag boos zijn op mij, maar een fysieke bedreiging gaat me te ver”. Het proces-verbaal meldt dat verweerster onder meer het volgende heeft verklaard: “Klager stuurt ook privé post naar verweerder en zijn familie. Dat is erg vervelend. (………) Het is zeer ongewenst en ongebruikelijk om brieven te sturen naar het privé-adres van de arts. Ik kan hier de brieven laten zien.”
1.6 Bij brief van 22 juni 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
zij klager tijdens de zitting bij het Regionaal Tuchtcollege heeft beschuldigd van bedreigingen met fysiek geweld richting haar cliënt en zijn gezinsleden.
2.2 Klager stelt dat verweerster deze beschuldiging ongenuanceerd vanuit het niets opwierp in de zitting ten overstaan van het voltallige tuchtcollege. De voorzitter van het tuchtcollege heeft klager niet de gelegenheid gegeven om op de beschuldiging in te gaan, zo stelt klager.
2.3 Klager heeft mevrouw [naam] gevraagd om bij de zitting aanwezig te zijn om notulen te maken. In het gespreksverslag van mevrouw [naam] is het volgende te lezen: “Gemachtigde van verweerder, neemt het woord en zegt dat klager verweerder en zijn gezin ook heeft bedreigd met fysiek geweld en verteld dat verweerder hier nog wel mee om kan gaan maar dat met name zijn gezin hier zwaar onder lijdt. Gemachtigde van verweerder zegt verder dat klager post stuurt naar het privéadres van dokter [naam orthopedisch chirurg Y] en wijst naar twee meegebrachte brieven.
Er ontstaat commotie in de zitting, gemachtigde van klager en klager zelf reageren, verbaast en verrast en willen direct opheldering over deze uitspraak en op de beschuldigingen over bedreigingen met fysiek geweld ingaan. De voorzitter van het college neemt het woord en vindt dit nogal een ernstige beschuldiging aan het adres van klager. Hij wil hier verder niet in deze zitting op in gaan en verzoekt de gemachtigden om deze aantijgingen later buiten de zitting te bespreken.”
3 VERWEER
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
3.1 Verweerster betwist de juistheid van de notulen die door mevrouw [naam] namens klager zijn opgemaakt. Zij beroept zich op het proces-verbaal van de op 28 mei 2014 gehouden zitting. Daarin is niet vermeld dat verweerster klager heeft beschuldigd van bedreigingen met fysiek geweld naar orthopedisch chirurg Y en zijn gezinsleden. Verweerster heeft enkel melding gemaakt van het feit dat klager post stuurt naar het privé-adres van haar cliënt.
4 BEOORDELING
4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de op basis van jurisprudentie van het hof van discipline geldende maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.2 Nu het proces-verbaal van de zitting van het regionaal Tuchtcollege niet vermeldt dat verweerster klager heeft beschuldigd van bedreigingen met fysiek geweld aan het adres van haar cliënt en verweerster ontkent dat zij deze woorden heeft gebruikt komt de verweten gedraging niet vast te staan en is de klacht kennelijk ongegrond.
4.3 De uitlatingen die de cliënt van verweerster heeft gedaan zijn geen onderwerp van de onderhavige klacht.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 9 maart 2016.
griffier voorzitter