Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:304
Zaaknummer
54/15
Inhoudsindicatie
Klacht over optreden van kantoorgenoot van verweerder. Er is wel contact geweest met verweerder, maar die iheeft geen bemoeienis met de zaak zelf gehad. Voorzittersbeslissing; klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 17 juli 2015
in de zaak 54/15
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigde: mr. [ ]
tegen
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 16 juni 2015 met kenmerk 2015 KNN016, door de raad ontvangen op 18 juni 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Bij brief van 2 februari 2015 met bijlagen heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.3 Bij vonnis van 8 maart 1994 is klaagster, handelend onder de naam S., veroordeeld om aan de besloten vennootschap A. B.V. een bedrag te betalen van ƒ 52.194,91 tevens is klaagster veroordeeld in de kosten. Voor klaagster is in deze procedure als procureur opgetreden mr. F., destijds advocaat te A. Mr. F. is op 9 juni 2013 overleden.
1.4 Nadat klaagster kennis had genomen van de inhoud van het vonnis van 8 maart 1994, heeft zij zich tot mr. K. gewend. Klaagster was niets bekend van een leaseovereenkomst met A. B.V.
1.5 Mr. K. heeft een procedure tot herroeping van de zaak bij de rechtbank [plaats] gestart. Bij vonnis van 20 maart 2013 heeft de rechtbank de voor herroeping aangevoerde grond, te weten valsheid van de leaseovereenkomst van 13 mei 1991, gegrond verklaard. Voor de herroepingsprocedure heeft klaagster kosten moeten maken. Zij wenst deze te verhalen op mr. F. Echter, op het moment dat zij mr. F. wilde aanspreken, bleek deze te zijn overleden. Mr. F. werkte destijds in maatschapsverband samen met verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) verweerder heeft verzuimd te controleren bij het eerste contact met klaagster of degene die hij voor zich had en vertelde op te treden voor klaagster (de vader van klaagster), klaagster ook daadwerkelijk vertegenwoordigde. Verweerder heeft de zaak aangenomen zonder ooit met zijn cliënte, klaagster, gesproken te hebben. Verweerder heeft hiermee gehandeld in strijd met Gedragsregel 4 die stelt dat de advocaat de hem opgedragen zaken zorgvuldig dient te behandelen.
b) verweerder op geen enkele wijze bereid is met klaagster tot een oplossing te komen ter zake de vergoeding van de in de herroepingsprocedure gemaakte kosten.
Het lijkt nauwelijks mogelijk te zijn met verweerder te overleggen over de aansprakelijkheid van mr. F. c.q. de maatschap die verweerder destijds met mr. F. vormde. Klaagster heeft verweerder aansprakelijk gesteld. Verweerder is tekort geschoten in de communicatie. Hij reageert stelselmatig niet op berichten van de gemachtigde van klaagster. Hij is op geen enkel moment bereid in te gaan op voorstellen van klaagster om de kwestie in onderling overleg op te lossen. Verweerder wijst de aansprakelijkstelling van de hand met de mededeling dat ‘zijn verzekeraar heeft verklaard deze zaak vooralsnog niet in behandeling te willen nemen’. Verweerder dwingt klaagster tot het voeren van een procedure tegen hem. Hiermee schaadt hij het aanzien van de advocatuur.
3 VERWEER
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
Ad klachtonderdeel a)
3.1 Verweerder ontkent dat hij destijds ook maar enige betrokkenheid bij de zaak van klaagster heeft gehad. Hij kent noch de procedure noch de vader van klaagster. De verklaringen van de moeder en broer van klaagster kunnen daarin geen verandering brengen. Wellicht heeft de vader van klaagster gesproken over ‘het kantoor van mr. G.’ waarmee de maatschap G. Advocaten bedoeld zou kunnen zijn.
3.2 Verweerder is niet aansprakelijk voor eventueel onrechtmatig handelen van mr. G., als zijn toenmalige maat. Bovendien zou het gaan om een zaak uit 1992, toen is de dagvaarding uitgebracht en, gelet op het tijdsverloop, wordt verweerder ernstig belemmerd in zijn verdediging.
Ad klachtonderdeel b)
3.3 Voor eventueel onrechtmatig handelen van mr. F., is verweerder, als toenmalige maat van mr. F., niet aansprakelijk. Verweerder zelf heeft niet onrechtmatig gehandeld zodat er niets valt op te lossen.
3.4 Inzake de eventuele aansprakelijkheid van mr. F., heeft verweerder de gemachtigde van klaagster naar vermogen geholpen de gegevens van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar en van de polis te achterhalen. Nadat hij persoonlijk aansprakelijk was gesteld, heeft mr. G. geen enkele behoefte gehad om nog verder met de gemachtigde van klaagster te corresponderen. Dat heeft hij haar op 15 augustus 2014 bericht. Dat hij niet onmiddellijk op de e-mailberichten van de gemachtigde van klaagster heeft gereageerd is volgens verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verweerder meent dan ook dat hij het aanzien van de advocatuur in het geheel niet heeft geschaad.
4 BEOORDELING
Ad klachtonderdeel a)
4.1 De voorzitter constateert dat klaagster heeft aangevoerd dat zij pas laat in 2014 tot de conclusie is gekomen dat verweerder de zaak destijds, omstreeks 1992, zou hebben ingenomen. Dit betekent dat klaagster wel ontvankelijk in haar klacht, nu niet vaststaat dat zij reeds voordien hiervan kennis heeft gedragen. Ten aanzien van de klacht zelf is de voorzitter echter van oordeel dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij zich niets van deze zaak herinnerd, terwijl klaagster niet heeft aangetoond dat verweerder enigerlei bemoeienis heeft gehad met de zaak van klaagster. De verklaringen van de moeder en de broer van klaagster zijn onvoldoende om anderszins aan te nemen.
Ad klachtonderdeel b)
4.2 Dit onderdeel betreft in feite de vermeende civielrechtelijke aansprakelijkheid van verweerder. Daarover oordeelt de tuchtrechter echter niet. De tuchtrechter heeft enkel te beoordelen of verweerder als advocaat, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het stond verweerder vrij om de civielrechtelijke aansprakelijkheid af te wijzen. Zo mogelijk moet de civiele rechter daarover oordelen. Bovendien gaat het in het tuchtrecht om het handelen van de advocaat persoonlijk zodat het feit dat mr. F. mogelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, niet meebrengt dat zijn maat van destijds, verweerder, eveneens tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.3 Bovendien staat vast dat verweerder klaagster behulpzaam is geweest met het onderzoek naar informatie over de aansprakelijkheidsverzekering van mr. F. Meer kan van verweerder als voormalig maat van mr. F. niet verwacht worden. Het feit dat verweerder vervolgens, nadat hij de civiele aansprakelijkheid had afgewezen en had meegedeeld dat hij geen behoefte had aan verdere correspondentie, niet per omgaande brieven van de gemachtigde van klaagster heeft beantwoord, kan hem evenmin verweten worden. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.
Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 17 juli 2015.
griffier voorzitter