Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-02-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:123
Zaaknummer
50/15
Inhoudsindicatie
Verzet tegen voorzittersbeslissing. De voorzittersbeslissing is binnen de destijds geldende termijn van 30 na binnenkomst van de klacht gegeven. Door een vergissing is enige tijd verstreken alvorens de beslissing aan partijen is verstuurd. Verder heeft de voorzitter aan zijn oordeel de juiste maatstaf ten grondslag gelegd.Geen strijd met art.6 EVRM. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 1 februari 2016
in de zaak 50/15
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 6 juli 2015 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 12 december 2014 met bijlagen heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 9 juni 2015 met kenmerk 51/14/108, door de raad ontvangen op 10 juni 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 6 juli 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 28 juli 2015 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 31 juli 2015 per e-mail gestuurd en door de raad ontvangen op 31 juli 2015, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 november 2015 in aanwezigheid van verweerder en zijn gemachtigde. Klaagster heeft tevoren laten weten niet aanwezig te zullen zijn.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klaagster d.d. 31 juli 2015 en het aanvullend verzetschrift van 8 augustus 2015 eveneens per e-mail verstuurd en een aanvullend, wederom per e-mail verzonden, verzetschrift van 19 oktober 2015
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op. Voor zover klaagster stelt dat die feiten onjuist zijn, omdat deze niet door de deken zijn onderzocht, passeert de raad deze stelling, reeds omdat die stelling op geen enkele wijze nader is toegelicht.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, voor zover de raad begrijpt, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 De datum ven de totstandkoming van de uitspraak deugen niet. De beslissing van de voorzitter is niet binnen de wettelijke termijn van 30 dagen genomen. Bovendien is de beslissing van de voorzitter in strijd met art. 6 E.V.R.M., omdat er in de uitspraak feiten worden geïntoneerd, die niet bewezen zijn omdat ze niet zijn onderzocht.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden omtrent overschrijding van de 30 dagen termijn waarbinnen een voorzittersbeslissing moet zijn gegeven, niet slagen, omdat de beslissing van de voorzitter wel binnen die termijn is gegeven. De klacht is op 10 juni 2015 bij de raad binnengekomen en de voorzittersbeslissing dateert van 6 juli 2015, zodat aan het wettelijk vereiste is voldaan. Door een vergissing is de uitspraak eerst op 28 juli 2015 aan klaagster en verweerder verzonden. Dat heeft echter geen gevolgen voor de rechtsgeldigheid van de voorzittersbeslissing, zodat deze in stand kan blijven. De gestelde strijd met art. 6 E.V.R.M. wordt door klaagster met onvoldoende steekhoudende argumenten onderbouwd. De voorzitter heeft klachtonderdeel a terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk bevonden en de klachtonderdelen b en c kennelijk ongegrond.
4.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. M.L.C.M. van Kalmthout, N.H.M. Poort, M.J.J.M. van Roosmalen, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2016.
griffier voorzitter