Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:117

Zaaknummer

15-223

Inhoudsindicatie

Verzet tegebn voorzittersbeslissing. Klager verwijt verweerster ten onrechte dat zij te kort is geschoten in haar dienstverlening waardoor de hem opgelegde IBS is verlengd. Klager heeft zijn verwijten niet nader onderbouwd en verweerster heeft de verwijten gemotiveerd en onderbouwd bestreden.

Inhoudsindicatie

De raad beoordeelt het verzet  ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 8 januari 2016

in de zaak 15-223

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 augustus 2015 op de klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 11 januari 2015 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 22 juli 2015 met kenmerk RvT 15-0027/TRC/ml, door de raad ontvangen op 23 juli 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 7 augustus 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 augustus 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 29 augustus 2015 door de raad ontvangen op 2 september 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 oktober 2015 in aanwezigheid van verweerster. Klager heeft laten weten niet aanwezig te zullen zijn.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 29 augustus 2015.

 

2    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

 

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    De IBS is ten onrechte zonder rechterlijke tussenkomst verlengd. Bovendien is er sprake van belangenverstrengeling.

 

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, E.H. de Vries, G.J. van der Veer, W.H. Kesler, leden en bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 januari 2015.

 

 

griffier                            voorzitter