Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-01-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:114
Zaaknummer
39/15
Inhoudsindicatie
Verzet tegen voorzitersbeslissing. Klaagster verwijt verweerder dat hij namens zijn cliënt allerlei onnodig grievende suggesties c.q. leugens is blijven herhalen in het kader van de procedures rond de echtscheiding van klaagster waarbij verweerder optrad voor haar ex-echtgenoot. De raad heeft begrip voor de gevoelens van klaagster maar de raad is het eens met de voorzitter van de raad dat verweerder als advocaat van klaagsters wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt in de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt behartigt. Verweerder heeft de grenzen van die vrijheid niet overschreden. Verzet is ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 8 januari 2016
in de zaak 39/15
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 april 2015 op de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 27 augustus 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 26 maart 2015 met kenmerk 2014 KNN145, door de raad ontvangen op 27 maart 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 23 april 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 april 2015 is verzonden aan klaagster.
1.4 Bij brief van 5 mei 2015 door de raad ontvangen op 8 mei 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 oktober 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 5 mei 2015.
2 FEITEN EN KLACHT
Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
3.2 In naam van zijn cliënt is verweerder allerlei onnodig grievende suggesties c.q. leugens blijven herhalen. Verweerder heeft bijvoorbeeld ten onrechte beweerd dat verweersters inkomen hoger is dan zij heeft opgegeven. Hij heeft heel veel zand laten opwaaien rondom het PGB van verweersters zoon en dat deed totaal niet ter zake. Het PGB van verweersters zoon is niet haar inkomen.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Ook al heeft de raad begrip voor klaagster gevoelens, het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter heeft geen nieuwe inzicht opgeleverd en daarom is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. E. van Asselt–Pronk, W.H. Kesler, G.J. van der Veer, E.H. de Vries, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 januari 2016.
griffier voorzitter