Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-05-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:136

Zaaknummer

15-546

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing. Verzet gegrond omdat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat klacht over gemaakte afspraak (om verbeurde dwangsommen niet te innen), niet is gemaakt op grond van het feit dat deze afspraak niet in het proces-verbaal is vermeld. Klacht vervolgens on gegrond, omdat de litigieuze afspraak niet is komen vast te staan, waarbij de voorzitter zich op het proces-verbaal heeft gebaseerd.

Uitspraak

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 30 mei 2016

in de zaak 15-546

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 7 december 2015 op de klacht van:

 

klaagster

tegen

verweerder

 

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 10 februari 2015 heeft de gemachtigde van klaagster  zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 november 2015 met kenmerk 2015 KNN023, door de raad ontvangen op 11 november 2015 heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 7 december 2015 heeft de plaatsvervangend  voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 december 2015 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 6 januari 2016 door de raad ontvangen op 7 januari 2016, heeft klaagster via haar gemachtigde verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 22 april 2016 in aanwezigheid van de heer [naam], namens klaagster, en de gemachtigde van klaagster. Ook verweerder is verschenen samen met zijn gemachtigde mr. [naam gemachtigde verweerder]. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster van 6 januari 2016 alsmede de brief van verweerder van 16 november 2015.

 

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

 

3.    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    Het oordeel van de voorzitter is niet onbegrijpelijk omdat in het proces-verbaal  van de zitting van de voorzieningenrechter van 13 oktober 2014 inderdaad niet is opgenomen dat verweerder heeft toegezegd dat zijn cliënte afzag van de invordering van de dwangsommen, hetgeen volgens de voorzitter verwacht zou mogen worden bij een dergelijke belangrijke afspraak. De voorzitter heeft daarbij echter onvoldoende rekening gehouden met het feit dat zowel de heer [naam] van klaagster als de gemachtigde van klaagster, hebben bevestigd dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Klaagster mocht er op vertrouwen dat verweerder zich aan de gemaakte afspraak zou houden, hetgeen hij tot dan toe steeds had gedaan  en dat de betwiste afspraak niet in het proces-verbaal hoefde te worden opgenomen. Ten onrechte is de voorzitter ervan uitgegaan dat de gemaakte afspraak niet is gemaakt. Bovendien is van belang dat de cliënte van verweerder ook geen verder pogingen heeft ondernomen om de dwangsommen te incasseren.

 

4.    BEOORDELING

4.1    Allereerst heeft de raad te beoordelen of het verzet gegrond is. De raad overweegt dat de litigieuze afspraak weliswaar niet in het proces-verbaal is opgenomen, maar dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat het er daarom voor gehouden moet worden dat de afspraak niet is gemaakt. In zoverre is het verzet gegrond. Vervolgens komt de klacht inhoudelijk aan de orde. Daartoe overweegt de raad dat terecht door de voorzitter geen doorslaggevende betekenis is toegekend aan de enkele bevestiging van de afspraak door de directeur van klaagster en de gemachtigde van klaagster, nu daar tegenover staat dat in het proces-verbaal juist deze (belangrijke) afspraak niet is opgenomen. Dit klemt temeer nu klaagster rechtsbijstand genoot van een professional, in casu de gemachtigde van klaagster. De raad is dan ook van oordeel dat de litigieuze afspraak niet is komen vast te staan.  De klacht is ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond;

- verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.E Zweers, voorzitter, mrs. E. A.C. van de Wiel en M.A. Pasma, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 mei 2016.

 

griffier                                   voorzitter