Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:130

Zaaknummer

15-284

Inhoudsindicatie

Klaagster verwijt verweerster dat zij niet wil instaan voor de door klaagster gemaakte kosten als deskundige. Verweerster heeft volgens klaagster Gedragsregel 32 daarom overtreden. Dit is echter niet juist. Verweerster heeft immers de diensten van klaagster niet ingeroepen zoals bedoeld in die regel. Integendeel: klaagster heeft haar diensten zelf aangeboden. Klaagster heeft op geen enkele wijze aan verweerster kenbaar gemaakt dat zij van verweerster een vergoeding voor haar diensten verwachtte. Zij ging er kennelijk van uit dat de Staat die kosten voor haar rekening zou nemen. Vast staat dat er geen overeenkomst tussen klaagster en verweerster is gesloten over de door klaagster te verrichten werkzaamheden en de daarvoor in rekening te brengen kosten. De klacht is daarom niet terecht. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 1 april 2016

in de zaak 15-284

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

tegen

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 18 augustus 2015 met kenmerk 2014 KNN 198, door de raad ontvangen op 19 augustus 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 22 januari 2016 in aanwezigheid van mw. [naam gemachtigde], die daartoe door klaagster was gemachtigd bij brief aan de raad van 12 januari 2016. Zij is vergezeld door mr. [naam advocaat gemachtigde]. Ook  verweerster is aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van verweerster van 6 januari 2016;

-    een brief per e-mail van mr. [naam advocaat gemachtigde] van 11 januari 2016.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster is als arts als forensisch medisch onderzoeker werkzaam. In die hoedanigheid heeft zij een rapport opgemaakt over een strafrechtcliënt van verweerster, de heer I.

2.3    Voor deze werkzaamheden heeft klaagster aan verweerster een nota van € 52.637,42 gezonden. Deze nota is onbetaald gebleven.

2.4    Bij brief van 3 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in strijd met Gedragsregel 32 niet wil instaan voor de aan klaagster toekomende vergoedingen en honoraria.

3.2    Verweerster heeft geen voorbehoud gemaakt zoals bepaald in genoemde Gedragsregel. Integendeel: verweerster heeft zich nadrukkelijk garant gesteld voor de door klaagster gemaakte kosten. Zij weigert echter de door klaagster aan haar toegezonden nota te voldoen.

 

4    VERWEER

4.1    Klaagster heeft in september 2013 naar aanleiding van een krantenartikel spontaan contact opgenomen met verweerster. Klaagster was bezig met een promotieonderzoek naar de bijwerkingen van antidepressiva in relatie tot geweldsdelicten.

4.2    Klaagster heeft voor eigen rekening en risico een rapport opgesteld over een strafrechtcliënt van verweerster, mw S. Tevoren had zij had zij al aangegeven in de zaak tegen een andere strafrechtcliënt van verweerster, de heer I. een rapport te willen maken. Er speelde in deze beide zaken een overeenkomstige achtergrond.

4.3    Uit de correspondentie tussen klaagster en verweerster blijkt dat klaagster er vanuit ging dat haar werkzaamheden door de Staat zouden worden vergoed. In de strafzaak tegen mw S. is dit ook gebeurd; in de zaak tegen de heer I niet. Klaagster heeft zich blijkens haar uitlatingen in de correspondentie wel altijd gerealiseerd dat de kosten in dat geval door haarzelf gedragen moesten worden.

4.4    Verweerster ontkent uitdrukkelijk klaagster een opdracht te hebben gegeven dan wel een overeenkomst met haar te hebben gesloten in de strafzaak tegen haar cliënt I.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Gedragsregel 32 is naar het oordeel van de raad niet door verweerster geschonden. Zij heeft immers de diensten van klaagster niet ingeroepen zoals bedoeld in die regel. Integendeel: onbetwist is dat klaagster haar diensten zelf heeft aangeboden. Klaagster heeft op geen enkele wijze aan verweerster kenbaar gemaakt dat zij van verweerster een vergoeding voor haar diensten verwachtte. Zij ging er kennelijk van uit dat de Staat die kosten voor haar rekening zou nemen. Vast staat dat er geen overeenkomst tussen klaagster en verweerster is gesloten over de door klaagster te verrichten werkzaamheden en de daarvoor in rekening te brengen kosten.

5.3    Daarnaast overweegt de raad dat in de e-mail van 28 januari 2014 van verweerster geen onvoorwaardelijke garantstelling door haar voor de door klaagster in rekening te brengen kosten gelezen kan worden. Verweerster schrijft immers ..”zeg maar hoeveel”. Daarop heeft klaagster niet gereageerd.

5.4    De raad komt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. M.L.M.C. van Kalmthout, W.H. Kesler, F. Klemann, E.H. de Vries, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 april 2016.

 

griffier                                voorzitter