Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:299

Zaaknummer

100/14

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing; betreft klacht over optreden eigen advocaat. Voorzitter heeft juiste maatstaf aangelegd bij beoordeling. Niet gebleken is van excessieve declaraties, die bovendien vrijwel allemaal zijn betaald. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 26 juni 2015

in de zaak 100/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 december 2014 op de klacht van:

 

mevrouw [     ]

klaagster

gemachtigde: mr. [     ]

 

tegen

mr. [     ]

verweerster

 

1.   VERLOOP VAN DE PROCEDURE       

1.1    Bij brief aan de raad van 24 november 2014 met kenmerk 2014 KNN042, door de raad ontvangen op 26 november 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 18 december 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna ‘de voorzitter’) van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 22 december 2014 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 7 december 2013, met bijlagen heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.4    Bij brief van 31 december 2014 door de raad ontvangen op 5 januari 2015, heeft klaagster, via haar gemachtigde, verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 april 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Klaagster is vergezeld van haar gemachtigde mr. K.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klaagster d.d. 31 december 2014.

 

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klaagster in verzet niet op.

 

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.2    De voorzitter is ten onrechte tot de conclusie gekomen dat verweerster niet excessief heeft gedeclareerd, omdat klaagster alle declaraties zonder protest heeft betaald en de declaraties door verweerster zijn gespecificeerd. Ter onderbouwing van de gronden van het verzet voert klaagster aan dat verweerster de belangen van klaagster in een echtscheidingsprocedure behartigde. Dat betreft een emotionele aangelegenheid. In een dergelijk geval is er sprake van een sterke afhankelijkheid van de cliënt ten opzichte van de advocaat en kan van de cliënt niet verwacht worden dat deze onmiddellijk kritische vragen stelt over de hoogte van de declaraties van de advocaat.

3.2    Op de advocaat rust in een dergelijke situatie de verplichting de kosten beperkt te houden en de declaratie goed en herleidbaar te specificeren. Klaagster heeft bij herhaling aangegeven dat zij de declaraties te hoog vond. Bovendien heeft verweerster te veel tijd aan de zaak gespendeerd. Naar aanleiding van klachten van klaagster heeft verweerster op 12 juli 2012 klaagster aangemaand en gesommeerd tot betaling van haar laatste declaratie, binnen 5 dagen te voldoen. Klaagster voelde zich gedwongen de nota te betalen maar heeft wel degelijk geprotesteerd. Ten onrechte is de voorzitter dan ook tot het oordeel gekomen dat door voldoening van de declaraties van verweerster deze niet meer als excessief kunnen worden aangemerkt.

 

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    Terecht heeft de voorzitter geoordeeld dat niet gebleken is dat de declaraties van verweerster excessief hoog zijn, temeer daar deze op één na (zonder dat begroting heeft plaatsgevonden) zijn betaald. Vaststaat dat verweerster bij aanvang van haar werkzaamheden, bij brief van 2 augustus 2011, klaagster heeft geïnformeerd over haar uurtarief en kantoorkosten en bijkomende kosten, waartegen klaagster niet heeft geprotesteerd. Vervolgens heeft verweerster regelmatig declaraties gestuurd die, zoals bovenvermeld, op één na zijn betaald.  Hoewel klaagster heeft aangevoerd dat zij herhaaldelijk heeft geprotesteerd tegen de declaraties van verweerster, is zulks niet komen vast te staan. Ook staat vast dat  verweerster gespecificeerde overzichten van haar werkzaamheden heeft gestuurd. Een verdergaande verplichting, zoals het overleggen van telefoonnotities, rust niet op de advocaat.. Gelet op het hiervoor overwogene alsmede het feit dat verweerster niet heeft aangetoond welke werkzaamheden te veel dan wel ten onrechte in rekening zijn gebracht, is de raad van oordeel dat de beslissing van de voorzitter in stand kan blijven.

4.3    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. M.L.C.M. van Kalmthout, W.H. Kesler, H.J.P. Robers, M.J.J.M. van Roosmalen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2015.

 

griffier                       voorzitter