Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-03-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:119

Zaaknummer

49/15

Inhoudsindicatie

De advocaat had verzuimd in de dagvaarding, naast de vordering tot betaling van de huurachterstand, ook de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het gehuurde te vorderen. Dat klachtonderdeel is gegrond. Niet gebleken is dat de advocaat de zaak te traag behandeld heeft en tekort is geschoten in de communicatie. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond. Er wordt geen maatregel opgelegd.

Uitspraak

Beslissing van 14 maart 2016

in de zaak 49/15

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 4 juni 2015 met kenmerk 2014 KNN159, door de raad ontvangen op 5 juni 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 januari 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft begin 2013 klager bijgestaan in een huurgeschil met de huurster van klager over achterstallige huurpenningen. 

2.3    Verweerder heeft namens klager op 10 juni 2013 een dagvaarding uitgebracht waarin ontbinding van de huurovereenkomst wordt gevorderd en ontruiming van het pand, alsmede betaling van € 1.000,- per maand tot de datum van daadwerkelijke ontruiming en oplevering van het gehuurde.

2.4    De rechtbank [naam] heeft bij verstekvonnis van 16 juli 2013 het gevorderde toegewezen.

2.5    Bij dagvaarding van 21 januari 2014 heeft verweerder namens klager van de huurster betaling van de huurschuld gevorderd, die verweerder had verzuimd te vorderen in de eerste dagvaarding.

2.6    De deurwaarder heeft op 22 januari 2014 aan verweerder een declaratie gezonden ad € 95,77 voor het uitbrengen van de dagvaarding en kosten.

2.7    De rechtbank [naam] heeft bij verstekvonnis van 18 februari 2014 de vordering van klager toegewezen.

2.8    Bij vonnis van 25 maart 2014 is de huurster failliet verklaard.

2.9    Verweerder heeft klager op 8 april 2014 een nota gezonden voor zijn werkzaamheden tot 8 april 2014 voor een bedrag van € 2.095,66 (incl. kantooronkosten en BTW), waarvan € 1.590,- honorarium, € 75,- aan griffierecht en € 79,97 aan deurwaarderskosten.

2.10    Op 19 mei 2014 heeft verweerder klager een tweede nota gestuurd van € 554,25, waarvan € 462,- aan griffierecht en € 76,24 aan deurwaarderskosten.

2.11    Bij brief van 17 september 2014 met bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder traag en niet adequaat heeft gehandeld. Klager heeft zich in januari 2013 tot verweerder gewend en verweerder heeft pas in juni 2013 de dagvaarding laten uitbrengen. Bovendien heeft verweerder na ontvangst van het ontruimingsvonnis niet direct de ontruiming bewerkstelligd, maar gewacht tot de huurster zelf in december 2013 was vertrokken. Daardoor is de achterstallige huur onnodig opgelopen terwijl de verhaalspositie van de huurster steeds slechter werd.

b)    verweerder heeft  verzuimd in de dagvaarding van 10 juni 2013 ook de achterstallige huurschuld (op dat moment € 13.470,90) in het petitum op te nemen. Daartoe was een tweede dagvaarding nodig van 21 januari 2014. Het vonnis is pas begin 2014 uitgesproken, op het moment dat huurster op het punt stond failliet te gaan. Hierdoor heeft klager twee keer griffierecht en twee keer deurwaarderskosten betaald en heeft verweerder extra tijd in rekening gebracht. Bovendien heeft klager, naast de onnodige kosten, ook een forse nota voor de werkzaamheden van verweerder ontvangen van € 1.590,-.

c)    verweerder heeft verzuimd terstond het van de deurwaarder ontvangen bedrag van € 1.060,55 door te betalen aan klager;

d)    verweerder, zelfs voor de wederpartij, moeilijk bereikbaar was en niet reageerde op terugbelverzoeken;

e)    verweerder niet bereid was de kwestie bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering aan te melden.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Aanvankelijk was het alleen de bedoeling om druk uit te oefenen op de huurster teneinde de huurachterstand niet verder te laten oplopen en niet om de huurovereenkomst te beëindigen. Pas in april 2013 werd dat anders, zoals uit de overgelegde correspondentie blijkt. In mei 2013 heeft klager een kopie van de huurovereenkomst en aanvullende informatie aan verweerder gestuurd, op basis waarvan de eerder al aan de deurwaarder toegezonden dagvaarding moest worden aangepast. Ondertussen vonden er wel deelbetalingen plaats. Verweerder ontkent dan ook dat sprake is van traag en niet adequaat handelen van zijn kant.

4.2    Klager heeft verweerder ook niet laten weten dat er haast geboden was met de ontruiming, omdat hij een nieuwe huurder had. Eind 2013 had de huurster de sleutel ingeleverd en was het pand al min of meer ontruimd. Er was op dat moment nog geen nieuwe huurder. Klager verwachtte ook niet een nieuwe huurder te kunnen krijgen; daarom had hij de huurprijs medio mei 2013 al verlaagd van € 1.500,- naar € 1.000,-.

Ad klachtonderdeel b)     

4.3    Verweerder heeft erkend dat de eerste dagvaarding een omissie bevatte. De fout is hersteld op kosten van verweerder, zodat dit niet kostenverhogend is geweest voor klager. Dat pas in januari 2014 is gedagvaard, is met medeweten van klager gebeurd.

4.4    Niet is in te zien dat met een veroordelend vonnis geen huurachterstand zou zijn ontstaan, omdat ook zonder een dergelijk vonnis een huurder gehouden is de huurachterstand met rente te betalen. Er zijn geen extra kosten gemaakt in verband met de tweede dagvaarding, omdat verweerder daarvoor niets in rekening heeft gebracht. Aan het faillissement van de huurster heeft verweerder part noch deel. Verweerder heeft een gemodereerde nota gestuurd, in tijd en uurtarief, terwijl het een bewerkelijke zaak betrof.

4.5    Er zijn twee nota’s verstuurd. Daar de hoogte van het griffierecht gerelateerd is aan het te vorderen bedrag is de facto geen dubbel griffierecht in rekening gebracht, behoudens voor een bedrag van € 75,-. Voor zover dit ten onrechte is gebeurd, zal verweerder dat crediteren. De deurwaarderskosten die in de 2e nota zijn opgenomen ad € 76,24 hebben betrekking op de kosten van betekening en tenuitvoerlegging van het eerste vonnis. De kosten van het uitbrengen van de 2e dagvaarding (€ 95,77) zijn door verweerder betaald en niet aan klager doorberekend.

Ad klachtonderdeel c)

4.6    Door een interne communicatiestoornis is het bedrag dat door de deurwaarder op de  derdengeldrekening is gestort, niet onmiddellijk aan klager doorbetaald. Het bedrag van €1.060,55 is echter binnen enkele weken doorbetaald aan klager en nergens mee verrekend.

Ad klachtonderdeel d)

4.7    De wederpartij is niet de cliënt van verweerder en verweerder hoeft niet op elk verzoek van de wederpartij direct te reageren. Ook klager kreeg kennelijk niet altijd direct contact met verweerder. Dat heeft te maken met de praktijk van verweerder als migratierecht- en strafrechtadvocaat. Deze situatie is bij klager echter bekend.

Ad klachtonderdeel e)

4.8    Verweerder kan zich niet aan de indruk onttrekken dat klager, nu zijn vordering op de huurster oninbaar blijkt te zijn, deze probeert te incasseren via de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van verweerder. De kwestie is inmiddels bij de verzekeringsmaatschappij aangemeld.

     

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Klager is begin 2013 bij verweerder gekomen. In mei 2013 is de dagvaarding naar de deurwaarder gestuurd. Die moest worden aangepast naar aanleiding van door klager nog toegezonden stukken, waaronder kopie van de huurovereenkomst. Begin juni 2013 is de dagvaarding uitgebracht. Daarvóór is er onder meer geregeld mailcontact geweest tussen klager en verweerder.

5.3    Verweerder heeft aangevoerd dat het klager er aanvankelijk niet om ging tot beëindiging van de huurovereenkomst te komen maar dat klager wilde bewerkstelligen dat de huurachterstand werd ingelopen. Pas in april 2013 liet klager weten dat de huurovereenkomst tot een einde diende te komen. Hoewel niet vast staat of het voor verweerder eerst toen of al vanaf het begin duidelijk was dat klager beëindiging van de huurovereenkomst wilde, is de raad van oordeel dat het geschetste tijdsverloop niet zodanig is dat gesteld kan worden dat verweerder traag en niet adequaat heeft gehandeld. Bovendien staat vast dat er nog steeds deelbetalingen plaats vonden.

Ad klachtonderdeel b)

5.4    Verweerder heeft erkend dat hij heeft verzuimd in de eerste dagvaarding de huurachterstand in het petitum op te nemen zodat hij een nieuwe procedure aanhangig moest maken, omdat de huurster niet vrijwillig betaalde. Hoewel verweerder de kosten van de tweede procedure voor zijn rekening heeft genomen en de tijd die hij aan de tweede procedure heeft gespendeerd niet in rekening heeft gebracht, heeft verweerder een fout gemaakt, die tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Door toedoen van verweerder heeft het langer geduurd voor er een veroordelend vonnis van de rechtbank kwam, dat ten uitvoer kon worden gelegd, hetgeen een zeker verhaalsrisico met zich meebracht. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond. Overigens heeft deze omissie niet kostenverhogend gewerkt omdat verweerder alle kosten voor zijn rekening heeft genomen. De deurwaarderskosten uit de 2e nota hebben betrekking op de kosten van betekening en tenuitvoerlegging. De deurwaarderskosten voor het uitbrengen van de 2e dagvaarding heeft verweerder betaald.

Ad klachtonderdeel c)

5.5    Weliswaar staat vast dat verweerder enige weken heeft gewacht met het doorbetalen van de gelden maar, zoals hij uiteen heeft gezet, was er sprake van een aannemelijke vergissing. Verweerder heeft bovendien niet zodanig lang gewacht dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Ad klachtonderdeel d)

5.6    Niet gebleken is dat verweerder voor klager niet bereikbaar was of niet reageerde op terugbelverzoeken. Zoals verweerder heeft aangevoerd, is verweerder echter niet gehouden om de wederpartij van zijn cliënt op diens verzoek terug te bellen. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.7    Vaststaat dat verweerder de kwestie bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft gemeld. Wellicht wat later dan door klager gewenst, maar dat is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

 

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op alle relevante omstandigheden en met name het feit dat verweerder van het begin af aan heeft toegegeven dat hij onjuist heeft gehandeld en heeft geprobeerd zijn fout te herstellen terwijl hij geen kosten in rekening heeft gebracht c.q. zelf de kosten van derden heeft betaald, ziet de raad aanleiding geen maatregel op te leggen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel b gegrond;

-    verklaart de klachtonderdelen a, c, d en e ongegrond;

-    legt verweerder geen maatregel op.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs.  P.L.G. Buisman,.G.E.J. Kornet, M.A. Pasma, M.J.J.M. van Roosmalen, leden en bijgestaan door mr.  D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2016.

 

griffier                                                            voorzitter