Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:300

Zaaknummer

107/14

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij die mededelingen zou hebben gedaan over inhoud van schikkingsonderhandelingen in processtukken.. Deels ongegrond, waar enkel wordt gemeld dat een bepaald onderwerp onbespreekbaar was tussen partijen, deels gegrond voor zover over de inhoud van de onderhandelingen mededelingen worden gedaan;. Niet gebleken is van onjuiste fmededelingen aan de rechter. Maatregel: waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 26 juni 2015

in de zaak 107/14

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [     ]

klager

gemachtigde: mr. [     ]

 

tegen

mr. [     ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 16 december 2014 met kenmerk 51/13/71, door de raad ontvangen op 17 december 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 april 2015 in aanwezigheid van mevrouw V., echtgenote van klager, die namens klager is verschenen en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van verweerder van 1 april 2015 met bijlage;

-    brief van de gemachtigde van klager van 2 april 2015 met bijlagen;

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder is opgetreden als advocaat van de stichting Stichting C. (hierna te noemen: C.) in een geschil met klager. C. huurde bedrijfsruimte van klager. C. heeft een deel van de door haar gehuurde bedrijfsruimte zonder toestemming van klager in onderhuur gegeven aan V. Hierover is een geschil ontstaan. Klager en C. hebben geprocedeerd bij de rechtbank O. Klager heeft, via zijn advocaat, gemachtigde in de onderhavige klachtzaak, bij brief van 14 maart 2014 aan verweerder laten weten dat verweerder, namens C., in de conclusie van antwoord een onjuiste mededeling heeft gedaan door te stellen dat klager geweigerd heeft om met C. in overleg te treden over de onderhuur aan V. en tevens te stellen dat voortzetting van de onderhuur voor klager onbespreekbaar was. Bovendien heeft klager in genoemde brief gesteld dat C. in dezelfde conclusie van antwoord in strijd met de waarheid heeft gemeld dat alle interne verbouwingen aan het gehuurde met klager zijn besproken en dat door klager daarvoor goedkeuring is verleend. Vervolgens heeft klager verweerder gevraagd de onjuiste zinsneden uit de conclusie te herroepen.

2.3    Bij brief van 14 mei 2014 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat op twee onderdelen de conclusie van antwoord nuancering behoefde. Het eerste punt betrof de bereidheid van klager om te onderhandelen over toestemming voor onderhuur en het tweede punt betrof uitlatingen met betrekking tot overleg over en goedkeuring voor interne verbouwingen.

2.4    Bij brief van 25 augustus 2014 met bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder in zijn conclusie van antwoord onder randnummer 19 heeft gemeld dat een voortzetting van de onderhuurovereenkomst onbespreekbaar is. Verweerder heeft daarmee in strijd gehandeld met de Gedragsregels 12 en 13 en tevens door in zijn brief van 14 mei 2014 aan de rechter, zonder voorafgaand overleg met de advocaat van klager of met de deken, aan de rechter verslag te doen van de inhoud van confraternele correspondentie, collegiaal overleg en gevoerde schikkingsonderhandelingen in plaats van te volstaan met intrekking van de gewraakte passages uit zijn conclusie van antwoord (randnummer 19).

b)    verweerder in de conclusie van dupliek (randnummer 65) en in de brief van 14 mei 2014 aan de rechter  inhoudelijke mededelingen heeft gedaan over schikkingsonderhandelingen die tussen partijen hebben plaatsgevonden door te schrijven dat C. heeft gepoogd tot een schikking te komen over de onderhuurovereenkomst maar dat klager daartoe niet bereid was, omdat er eerst gesproken moest worden over verschuldigde boetes.

c)    verweerder onjuiste mededelingen heeft gedaan aan de rechter met betrekking tot de gerechtelijke erkenning. Aanvankelijk heeft verweerder aangegeven dat er sprake was van een gerechtelijke erkenning van de kant van klager en vervolgens dat hij van één van de vertegenwoordigers van C. een dergelijke erkenning als zodanig had begrepen.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a en b)

4.1    Verweerder heeft aangevoerd dat zijn cliënte de stellingen van klager niet anders kon begrijpen dan dat klager niet bereid was tot enig overleg, althans dat niet gesproken kon worden van een reële bereidheid tot overleg. Doordat klager onder C. en V. conservatoir beslag had gelegd is aanzienlijke schade ontstaan. De contacten tussen partijen en ook het overleg bleken alleen tot enig resultaat te kunnen leiden als C. bereid zou zijn een bedrag van € 1.000.000,00 aan boetes te betalen aan klager. De nuancering die verweerder aan de rechter gaf in zijn brief van 14 mei 2014 was van belang voor een goed begrip van de zaak. Verweerder begrijpt weliswaar dat klager zich stoort aan de omstandigheid dat aan de rechter enige inhoudelijke informatie is gegeven, maar verweerder meent dat hij voldoende discretie in acht heeft genomen en dat er geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De door klager gevorderde boetebedragen speelden een zodanige cruciale rol dat verweerder hierover wel iets moest zeggen tegen de rechter.

Ad klachtonderdeel c)

4.2    Ten aanzien van de gerechtelijke erkenning heeft verweerder aangevoerd dat hij daarin te kort door de bocht is geweest en dat hij dat in zijn brief van 14 mei 2014 heeft rechtgezet.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Ten aanzien van klachtonderdeel a, dat betrekking heeft op het gestelde in randnummer 19 van de conclusie van antwoord, inhoudende dat voortzetting van de onderhuurovereenkomst met V. voor klager onbespreekbaar was, hetgeen is herhaald in de brief van 14 mei 2014 van verweerder aan de rechter, is de raad van oordeel dat dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het gaat hier om een constatering waarbij niet op de inhoud van de onderhandelingen is ingegaan. Verweerder heeft slechts aangegeven dat klager weigerde om in overleg te treden met C. en dat een voortzetting van de onderhuurovereenkomst met V. onbespreekbaar was. Daarmee wordt niet inhoudelijk op de onderhandelingen ingegaan. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Dit klachtonderdeel is gegrond. Immers in randnummer 65 van de conclusie van dupliek gaat verweerder in op schikkingsonderhandelingen. Verweerder geeft aan dat klager pas over een oplossing met betrekking tot de onderhuurovereenkomst wilde praten als eerst over de verschuldigde boetes zou worden gesproken. Daarin geeft verweerder onomwonden weer hetgeen tussen partijen in de onderhandelingen is besproken en zulks is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dezelfde opmerkingen heeft verweerder - eveneens ten onrechte - herhaald in zijn brief van 14 mei 2014 aan de rechter.

Ad klachtonderdeel c)

5.4    Dit klachtonderdeel is ongegrond. Immers verweerder heeft het standpunt van zijn cliënt weergegeven maar dat bleek niet juist en verweerder heeft daarvoor zijn excuses aangeboden en deze opmerkingen genuanceerd. Onder die omstandigheden is geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

 

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de aard van de overtreding en de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden komt de raad tot onderstaande maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt klachtonderdeel b gegrond;

-    oordeelt klachtonderdeel a en c ongegrond;

-    legt verweerder de maatregel op van een enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. W.H. Kesler, F. Klemann, H.J.P. Robers, M.J.J.M. van Roosmalen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2015.

 

griffier                    voorzitter