Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-03-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2016:144
Zaaknummer
16-055
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline
in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 maart 2016
in de zaak 16-055
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 27 januari 2016 met kenmerk RvT 15-0068, door de raad ontvangen op 28 januari 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.
1.1 Klaagster is in 2013 op basis van een - naar klaagsters mening - te hoge zorgindicatie gedwongen om binnen een week te verhuizen van haar vierkamerwoning naar een verzorgingstehuis.
1.2 Klaagster heeft telefonisch contact opgenomen met verweerder omdat zij van mening is dat zij (zowel materieel als immaterieel) schade heeft geleden als gevolg van een verkeerd indicatiebesluit. Verweerder heeft klaagster in 2014 een aantal keer telefonisch te woord gestaan en haar vervolgens thuis bezocht nadat klaagster hem had laten weten dat zij niet in staat was om naar het inloopspreekuur van verweerder te komen.
1.3 Bij e-mail d.d. 6 oktober 2014 heeft verweerder klaagster het volgende bericht:
“Geachte mevrouw [naam klaagster].
Helaas moeten wij u berichten dat wij niet voor u kunnen optreden. Wij hebben het momenteel te druk om uw zaak inhoudelijk goed te kunnen verdedigen.
Wij begrijpen dat het heel vervelend voor u is omdat u eindelijk een advocaat heeft gevonden, maar het is gewoon te druk.
Wij hopen dat u snel een goede advocaat heeft gevonden.
Inmiddels verblijft, met vriendelijke groet,
Secretariaat”
1.4 Klaagster heeft de deken informatie gestuurd die voor de deken aanleiding was om klaagster thuis te bezoeken. De deken heeft vervolgens zowel met klaagster als met verweerder contact gehad en getracht te bemiddelen.
1.5 Dit heeft ertoe geleid dat verweerder alsnog de zaak van klaagster in behandeling heeft genomen en op 13 april 2015 voor haar bij de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging heeft aangevraagd.
1.6 Op 22 april 2015 heeft klaagster verweerder per e-mail laten weten dat zij de opdracht aan hem beëindigt.
1.7 Op de toevoegingsaanvraag is positief beslist door de Raad voor Rechtsbijstand. De toevoeging is op 23 april 2015 verzonden.
1.8 Bij e-mail van 14 mei 2015 heeft klaagster zich opnieuw tot de deken gewend.
1.9 In zijn brief aan partijen d.d. 9 juli 2015 heeft de deken de klachten van klaagster tegen verweerder opnieuw geformuleerd en heeft hij klaagster verzocht de klachten te onderbouwen.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich niet correct op te stellen jegens klaagster;
b) in zijn functie van raadsman tekort te schieten;
c) te jokken tegen klaagster;
d) zich respectloos, niet eerlijk, jegens klaagster te gedragen.
2.2 Klaagster stelt dat verweerder haar in eerste instantie heeft verzocht om het één en ander op papier te zetten. Zij heeft aan dit verzoek voldaan. Verweerder heeft daarna ontkend dat hij haar bericht heeft ontvangen waarna zij haar bericht opnieuw heeft verzonden. Uiteindelijk heeft verweerder haar per e-mail laten weten dat hij het te druk had om haar zaak in te nemen. Deze e-mail is niet persoonlijk ondertekend door verweerder.
2.3 Ten aanzien van het stadium daarna, toen verweerder de opdracht van klaagster alsnog had aanvaard, verwijt klaagster verweerder dat hij teveel van haar vraagt. Klaagster doelt hiermee onder meer op de e-mail d.d. 20 april 2015 van verweerder aan haar waarin verweerder haar heeft meegedeeld dat zij nog niet voldoende informatie voor de zaak heeft aangeleverd en dat het haar taak is om bewijs te vergaren. Voorts stelt klaagster dat verweerder feiten verdraait en onwaarheden verkondigt.
3 VERWEER
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
3.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij klaagster, voor zover dat binnen zijn mogelijkheden lag, alle juridische hulp heeft geboden. Voor overige (niet juridische) problemen heeft hij klaagster verwezen naar andere hulpverleners.
3.2 Verweerder betwist dat hij klaagster onwaarheden heeft verkondigd en/of respectloos heeft benaderd en betreurt het dat klaagster dat laatste zo ervaart. Verweerder heeft ter onderbouwing van zijn verweer zijn brieven/e-mails van 10 maart 2015, 8 april 2015, 14 april 2015 en 15 april 2015 overgelegd.
4 BEOORDELING
4.1 De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De voorzitter overweegt dat klaagster tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster, onvoldoende – concrete - feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot gegrondverklaring van de diverse klachtonderdelen kunnen leiden.
4.2 De deken heeft klaagster in zijn brief aan partijen d.d. 9 juli 2015 expliciet verzocht om haar klachten te onderbouwen. Als reactie daarop heeft klaagster de e-mail die verweerder haar op 20 april 2015 heeft gestuurd doorgezonden aan de deken. De aanhef/eerste alinea van deze e-mail luidt als volgt:
“Geachte mevrouw [naam klaagster],
Naar aanleiding van ons telefoongesprek hedenmorgen het navolgende:
Ik heb u afgelopen week drie mailtjes verzonden, en u heeft helaas hierop nog geen voldoende reactie aan ons toegezonden. U wilde dit per telefoon doen. Ik geef u aan dat ik de communicatie op papier wil en niet per telefoon, juist om misverstanden te voorkomen. U heeft een lijstje ontvangen van ons met daarop een aantal acties die u zou doen. U heeft nog niet alles gedaan. (…..)”
Voorts bevat de e-mail vier A4-tjes tekst van verweerder aan klaagster. Tussen de tekst van verweerder heeft klaagster haar commentaar geplaatst over de zaken waarover zij met verweerder van mening verschilt. Naast deze e-mail heeft klaagster de deken nog een aantal e-mails gestuurd waarin zij wederom aangeeft dat zij van oordeel is dat verweerder ‘onwaarheden/verdraaiingen verkondigt waardoor zij hem niet langer als raadsman kan aanhouden.’
4.3 Behalve de e-mails van klaagster zelf waarin zij haar onvrede uit, heeft de voorzitter in het dossier geen aanknopingspunten/stukken gevonden die de diverse klachtonderdelen staven. De klachten zijn dan ook bij gebrek aan feitelijke grondslag kennelijk ongegrond.
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 21 maart 2016.
griffier voorzitter