Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2016:148

Zaaknummer

15-352

Inhoudsindicatie

verzet tegen beslissing voorzitter ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 11 april 2016

in de zaak 15-352

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 oktober 2015 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 20 januari 2015 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 8 september 2015 met kenmerk RvT 15-0032, door de raad ontvangen op 9 september 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 29 oktober 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard  welke beslissing op 2 november 2015 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 17 november 2015, door de raad ontvangen op 18 november 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 18 januari 2016 in aanwezigheid van verweerder. Klager heeft de raad bij brief van 26 november 2015 laten weten dat hij niet ter zitting zou verschijnen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 17 november 2015. De raad heeft voorts kennis genomen van de schriftelijke reactie op het verzetschrift d.d. 22 december 2015 van de zijde van verweerder.

2    FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3    VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    Klager is van oordeel dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat de schriftelijke toezegging van verweerder in zijn brief van 10 juli 2014: “Vanzelfsprekend zal ook ik instemmen met uw verzoeken tot uitstel voor memorie van antwoord, omvang en belang van de zaak rechtvaardigen dit immers ook”, niet met zich meebrengt dat verweerder heeft toegezegd mee te zullen werken aan ieder door klager te verzoeken uitstel.

3.2    Klager is van oordeel dat de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat, bij de door klager voorgestane uitleg van deze toezegging, klager zou kunnen bewerkstelligen dat de procedure niet meer tot een beslissing komt. Klager acht deze uitleg van de voorzitter niet redelijk. Klager stelt dat het op de weg van verweerder had gelegen om tijdig aan te geven op welke wijze de afspraak naar zijn mening zou moeten worden uitgelegd. Verweerder heeft klager door zijn handelwijze ernstig benadeeld bij het opstellen van de memorie van antwoord.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door: mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. R.J.A. Dil, K.F. Leenhouts, L.A.M.J. Pütz en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 april 2016.

Griffier    Voorzitter