Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-07-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2016:122

Zaaknummer

16-647/DB/LI

Inhoudsindicatie

 Niet komen vast te staan dat verweerder klagers de weg heeft versperd en hen op onvriendelijke en dreigende toon heeft aangesproken.

Inhoudsindicatie

Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 26 juli 2016

in de zaak 16-647/DB/LI

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                              

klager

tegen:

 

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 8 juli 2016 met kenmerk K15-117, door de raad ontvangen op 11 juli 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1        Verweerder is de voormalig advocaat van klager. Op 12 oktober 2015 heeft bij de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de mondelinge behandeling plaatsgevonden van een eerder door klager tegen verweerder ingediende klacht.

1.2        Na afloop van de mondelinge behandeling heeft verweerder de deur van de zittingszaal voor klager en zijn echtgenote opengehouden. Klager, klagers echtgenote en verweerder hebben zich vervolgens naar de hal van het gerechtsgebouw begeven.

1.3        Bij brief van 15 oktober 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

klager en zijn echtgenote na afloop van een zitting van de raad van discipline in het gerechtsgebouw te ’s-Hertogenbosch onheus heeft bejegend.

2.2      Toelichting:

Verweerder heeft na afloop van de zitting weliswaar de deur van de zittingszaal voor klager en zijn echtgenote opengehouden, maar heeft hen vervolgens in de hal van het gerechtsgebouw de weg versperd en hen op een onvriendelijke en zelfs dreigende toon aangesproken, waarna hij hen heeft uitgemaakt voor “een stelletje invaliden”.

 

3             VERWEER

3.1       Verweerder wijst de aantijgingen van de hand. Verweerder heeft na afloop van de zitting de deur van de zittingszaal voor klager en zijn echtgenote opengehouden. Buiten de zittingszaal werden er door klager en zijn echtgenote enkele dingen gezegd waarop verweerder niet is ingegaan. Klagers echtgenote heeft tegen verweerder gezegd: “Ik hoop dat u erin blijft”. Verweerder heeft zich toen omgekeerd, gevraagd of klagers echtgenote hem soms bedreigde en heeft aangegeven daarvan niet gediend te zijn. Vervolgens zijn klager en klagers echtgenote enerzijds en verweerder anderzijds ieder hun eigen weg gegaan. Verweerder heeft klager en zijn echtgenote niet bedreigd en heeft zich evenmin beledigend over hen uitgelaten.

 

4             BEOORDELING

4.1       Klager heeft gesteld dat verweerder klager en zijn echtgenote in de hal van het gerechtsgebouw de weg heeft versperd en hen op een onvriendelijke en zelfs dreigende toon heeft aangesproken, waarna hij hen heeft uitgemaakt voor “een stelletje invaliden”. Verweerder heeft een geheel andere lezing gegeven van hetgeen in de hal van het gerechtsgebouw heeft plaatsgevonden en heeft de feitelijke grondslag van de klacht uitdrukkelijk weersproken. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is voor wat betreft deze klacht niet het geval.

 

4.2       Nu op geen enkele wijze is komen vast te staan dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden zal de voorzitter de klacht , met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

 

 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op 26 juli 2016.

 

 

Griffier                                                                                                           Voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 augustus 2016

                                                                         

verzonden aan:

- klager

-  verweerder

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager,  verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

 

 

Informatie ook op raadvandiscipline.nl