Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-08-2016
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2016:164
Zaaknummer
16-104/DH/RO
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar. Verweerder heeft gedurende een lange periode, meermalen en bij vele cliënten nagelaten opdrachtbevestigingen te maken en de geldende (financiële) voorwaarden schriftelijk te bevestigen. Verweerder is daarmee door blijven gaan nadat hij door de deken op deze gebreken was gewezen en heeft aldus niet gehandeld zoals een goed advocaat betaamt. Verweerder heeft daarnaast een groot aantal toevoegingen aangevraagd en gekregen zonder dat hij hiervoor aantoonbaar daadwerkelijk rechtsbijstand heeft verleend. Ook in deze situatie heeft verweerder nadat hij daarop door de deken was gewezen geen verandering gebracht. Daarmee heeft verweerder in strijd gehandeld met de op hem rustende verplichting tot (financiële) integriteit. Het gegrond verklaarde bezwaar van de deken ziet op vele dossiers en verweerder heeft in al deze dossiers belangrijke regels overtreden en niet alleen het vertrouwen in zijn beroepsuitoefening, maar ook die in de advocatuur in het algemeen geschaad. Deze overtredingen raken de kernwaarden van de advocatuur, waaronder met name de (financiële) integriteit. Schrapping van het tableau. Openbaarmaking. Kostenveroordeling.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag
van 22 augustus 2016
in de zaak 16-104/DH/RO
naar aanleiding van het bezwaar van:
de deken
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 2 februari 2016 met kenmerk R 2016/06 cij, door de raad ontvangen op 3 februari 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een dekenbezwaar ingediend tegen verweerder.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 20 juni 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Verweerder is sinds 3 juli 1992 ingeschreven als advocaat in het arrondissement Rotterdam.
2.2 Op 26 juni 2014 heeft een eerste kantoorbezoek bij verweerder plaatsgevonden. De bevindingen naar aanleiding van dit bezoek gaven de deken aanleiding tot zorg. Deze zorgen betroffen vooral de wijze waarop verweerder zijn zaken behandelde; hij stuurde geen opdrachtbevestigingen aan cliënten en legde belangrijke informatie niet schriftelijk vast. Verder beschikte hij niet over een alimentatieberekeningsprogramma, terwijl hij wel familiezaken behandelde.
2.3 Naar aanleiding van het eerste kantoorbezoek vond op 7 juli 2015 een vervolgbezoek aan het kantoor van verweerder plaats. Tijdens dit bezoek bleek dat verweerder de aanbevelingen naar aanleiding van het eerste bezoek voor een groot gedeelte had opgevolgd. Voorts zijn dossiers die verweerder na het eerste kantoorbezoek in behandeling had genomen inhoudelijk beoordeeld.
2.4 Uit bijna alle dossiers die verweerder na het eerste kantoorbezoek in behandeling had genomen bleek dat hij heel veel toevoegingen aanvraagt voor cliënten, terwijl uit de dossiers niet of nauwelijks van werkzaamheden blijkt. Verweerder declareert adviestoevoegingen en legt daarbij urenspecificaties over. Uit deze urenspecificaties blijkt dat er correspondentie en gesprekken zouden zijn gevoerd, maar uit de dossiers en computer van verweerder blijkt daarvan niets. Verweerder kon ook niet aangeven wat hij precies voor de desbetreffende cliënten heeft gedaan. Daarnaast is gebleken dat verweerder cliënten er niet (schriftelijk) op wijst dat zij korting kunnen krijgen op de eigen bijdrage als zij door het Juridisch Loket worden verwezen en uit de declaraties in de dossiers blijkt ook niet dat kortingen op de eigen bijdrage zijn gegeven.
2.5 Het tweede kantoorbezoek gaf aanleiding tot nader onderzoek naar de praktijk van verweerder. Op 15 oktober 2015 heeft een derde kantoorbezoek plaatsgevonden. Tijdens dit derde kantoorbezoek, waarbij 21 lopende dossiers zijn ingezien, bleek uit de dossiers opnieuw niet, althans nauwelijks, van verrichte werkzaamheden. Uit de urenspecificaties blijkt dat verweerder veel besprekingen zou voeren met cliënten maar daarvan is in de dossiers niets terug te vinden. Ook bevatten de dossiers geen correspondentie of stukken en blijkt daaruit niet dat verweerder zijn cliënten ooit advies geeft.
2.6 Na het derde kantoorbezoek is verweerder uitgenodigd voor een bespreking op het bureau van de Orde op 27 oktober 2015. Tijdens deze bespreking heeft verweerder op verzoek van de deken een aantal dossiers meegenomen waarin de toevoegingen reeds waren gedeclareerd. Ook toen is vastgesteld dat de dossiers niet voldoen aan de voor een advocaat geldende eisen. In de dossiers werden geen opdrachtbevestigingen, geen sluitingsbrieven, geen adviezen en geen correspondentie aangetroffen. Voorts bleek opnieuw dat verweerder relatief veel uren schrijft terwijl uit de dossiers niet kan worden afgeleid welke werkzaamheden hij heeft verricht.
2.7 Met betrekking tot de op 27 oktober 2015 ingekeken dossiers is door de deken een notitie opgesteld. Deze notitie is bij brief van 3 november 2015 aan verweerder gestuurd. In deze notitie worden per dossier de bevindingen weergegeven. In de begeleidende brief heeft de deken wederom aan verweerder kenbaar gemaakt dat hij zich grote zorgen maakt. Aan verweerder zijn twee opties gegeven: ofwel begeleiding door een advocaat/coach ofwel indiening van een dekenbezwaar.
2.8 Verweerder heeft bij brief van 6 november 2015 op de notitie en de brief van de deken zijn commentaar gegeven. In deze brief weerspreekt hij de bezwaren van de deken niet en geeft hij aan alle adviezen en aanbevelingen te zullen opvolgen en dit sinds het kantoorbezoek ook al te doen door bijvoorbeeld dossiers te splitsen, opdrachtbevestigingen te sturen in alle zaken en kortere besprekingen en telefoongesprekken te registeren. Voorts verklaart verweerder onder meer bereid te zijn zich te laten coachen en bereid te zijn in personen- en familierechtzaken stukken en correspondentie eerst te laten goedkeuren door een lid van de Raad van de Orde. Verweerder zegt toe toevoegingszaken waarin geen inhoudelijke werkzaamheden zijn verricht niet te zullen declareren. Hij omarmt het idee om een coach/begeleider te benoemen met beide handen.
2.9 Op de brief van verweerder van 6 november 2015 heeft klager gereageerd bij brief van 30 november 2015. Daarin heeft klager enkele stellingen van verweerder weerlegd, zijn stellingname ten aanzien van de praktijkvoering van verweerder gehandhaafd en te kennen gegeven van de rechtbank Rotterdam signalen te hebben ontvangen dat de kwaliteit van het optreden van verweerder ver beneden de maat is.
2.10 Naar aanleiding van de inhoud van de nadien van verweerder ontvangen brieven van 2 en 14 december 2015 - waarin verweerder de zorgen rondom zijn praktijkvoering weerspreekt en om tijd vraagt om het niveau van zijn kennis en kunde en zijn juridische peil omhoog te trekken - is verweerder wederom uitgenodigd voor een bespreking op het kantoor van klager.
2.11 Op 18 januari 2016 heeft deze bespreking plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft verweerder een schriftelijke reactie op de bij brief van 3 november 2015 toegezonden notitie overhandigd. In deze reactie worden de bezwaren van de deken, zoals hiervoor onder 2.7 weergegeven, niet weerlegd. Klager heeft verweerder bij die gelegenheid medegedeeld een dekenbezwaar te zullen indienen.
2.12 Verweerder is in december 2014 een zogenaamd High Trust kantoor geworden voor de gefinancierde rechtsbijstand. Na de eerste steekproefcontrole door de Raad voor Rechtsbijstand bleek dat verweerder een foutpercentage had van 28,5. De Raad voor Rechtsbijstand heeft verweerder er toen op gewezen dat hij een cursus diende te volgen over het juist invullen van de toevoegingscodes. Daarnaast heeft de Raad voor Rechtsbijstand een relatiemanager aangewezen die afspraken heeft gemaakt met verweerder in het kader van een verbetertraject. Op 11 januari 2016 is een 100% controle uitgevoerd; het foutpercentage was toen 0.
2.13 Tegen verweerder zijn in 2015 twee bezwaren ingediend over de kwaliteit van zijn dienstverlening.
2.14 Op 26 januari 2016 is aan verweerder een concept van het dekenbezwaar toegezonden. Daarop heeft verweerder op 29 januari 2016 zijn commentaar gegeven.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die het beroep van advocaat met zich brengt.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 Een advocaat is gehouden een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende (financiële) voorwaarden schriftelijk te bevestigen, teneinde onduidelijkheden en misverstanden daarover te voorkomen.
5.2 Uit de hiervoor geschetste feiten blijkt dat verweerder gedurende een lange periode, meermalen en bij vele cliënten heeft nagelaten opdrachtbevestigingen te maken en de geldende (financiële) voorwaarden schriftelijk te bevestigen. Verweerder is daarmee door blijven gaan nadat hij door de deken op deze gebreken was gewezen en heeft aldus niet gehandeld zoals een goed advocaat betaamt.
5.3 Verweerder heeft daarnaast in de afgelopen jaren een groot aantal toevoegingen aangevraagd en gekregen zonder dat hij hiervoor aantoonbaar daadwerkelijk rechtsbijstand heeft verleend. Ook in deze situatie heeft verweerder nadat hij daarop door de deken was gewezen geen verandering gebracht. Daarmee heeft verweerder in strijd gehandeld met de op hem rustende verplichting tot (financiële) integriteit.
5.4 De raad acht het bezwaar van de deken gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Het gegrond verklaarde bezwaar van de deken ziet op vele dossiers en verweerder heeft in al deze dossiers belangrijke regels overtreden en niet alleen het vertrouwen in zijn beroepsuitoefening, maar ook die in de advocatuur in het algemeen geschaad. Deze overtredingen raken de kernwaarden van de advocatuur, waaronder met name de (financiële) integriteit.
6.2 Op grond van al het vorenstaande komt de raad tot het oordeel dat het niet verantwoord is indien verweerder langer de praktijk van advocaat uitoefent, waardoor niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan die van schrapping van het tableau.
7 KOSTENVEROORDELING
7.1 De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau, ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;
- draagt de deken van de Orde van advocaten in het arrondissement Rotterdam op om de aan verweerder opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.
Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. R. De Haan, P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma en J.J. van der Gouw, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 augustus 2016.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 augustus 2016 verzonden.